Ich seh, ich seh begint met een suikerzoet fragmentje uit The Sound of Music: de familie Von Trapp zingt samen een vrolijk slaapliedje. In een Oostenrijkse horrorfilm, geproduceerd door notoire zwartkijker Ulrich Seidl, kan zoiets alleen maar een sinistere voorbode zijn.

En inderdaad: de familie die wordt opgevoerd in Ich seh, ich seh is heel wat minder idyllisch dan die in The Sound of Music. Vader is er überhaupt niet, en moeder is in de openingsscènes om onduidelijke redenen afwezig. We ontmoeten Lukas en Elias, tweelingbroers van een jaar of tien, die op een warme zomerdag door de bossen en maisvelden ravotten rond hun afgelegen huis op het Oostenrijkse platteland.

Dan stopt er een auto voor de deur en worden de jongens naar binnen geroepen. Boven in moeders slaapkamer treffen ze een vrouw aan met een in verband gewikkeld gezicht. ‘Mama?’ vragen de jongens onzeker.

De rest van de film zal dat de vraag blijven: is de vrouw achter dat verband inderdaad de moeder van de jongens? Of is ze een indringer die doet alsof? Een sterk gegeven voor een horrorfilm, dat appelleert aan een oerangst die elk kind wel eens heeft gevoeld: zijn mijn ouders wel te vertrouwen ? En iets breder: in hoeverre kennen we onze familieleden?

Debuterende filmmakers Veronika Franz (tevens mevrouw Seidl) en Severin Fiala kennen hun klassiekers: in Ich seh, ich seh spelen ze intelligent met griezelclichés. Neem de setting: een afgelegen huis, maisvelden, donkere bossen . En de personages: een zwijgzame tweeling, een mysterieuze vrouw, en in bijrolletjes een priester en een stel huis-aan-huisverkopers.

Dat zulke elementen herkenbaar maar niet afgekloven aanvoelen, heeft veel te maken met de presentatie. De makers staan duidelijk in de traditie van landgenoten als Seidl en Michael Haneke, en preferen dus een kalme, subtiel-omineuze vertelstijl boven actie, opdringerige muziek en goedkope schokeffecten. Daarbij wordt de kijker sluw gemanipuleerd: naar wie moet nu eigenlijk de sympathie uitgaan, en waarom precies?

Het resulteert in een frisse horrorfilm met smaakvol arthouse-randje. Die het genre uiteindelijk echter toch niet weet te ontstijgen. In interviews suggereren de makers dat het verhaal diepere lagen bevat, maar die komen niet erg uit de verf. Ja goed, die zoete idylle uit The Sound of Music is tegen het slot van Ich seh, ich seh drastisch bijgesteld, maar daar valt je mond een halve eeuw na dato toch niet echt meer van open.

In verhouding met de rest van de film is dat proloogje dan ook aan de lompe kant , en dat geldt ook weer voor het slot, waarin na veel ingehouden spanning en suggestie alsnog even sadistisch wordt uitgepakt.

Al zullen doorgewinterde horrorfans misschien juist dan pas tevreden opveren.