‘Waar zijn alle agenten eigenlijk gebleven?’ Het is het groepje homo’s en lesbiennes dat zich anno 1984 verzamelt rond de Londense boekhandel Gay’s the Word niet ontgaan dat ze de laatste tijd minder worden lastiggevallen dan anders.

De jonge, charismatische Mark Ashton (Ben Schnetzer) weet wel wat er aan de hand is: de autoriteiten en tabloidjournalisten hebben nieuwe pispaaltjes gevonden: de mijnwerkers, die een nationale staking zijn begonnen omdat de regering-Thatcher heeft besloten twintig mijnen te sluiten. Mark en zijn strijdbare vrienden voelen meteen verwantschap: waarom geen geld inzamelen voor de arbeiders?

Ter plekke wordt de actiegroep Lesbians and Gays Support the Miners opgericht. Tamelijk willekeurig wordt een plaatsje in Wales aangewezen als sponsordorp, en al snel tuft de groep in een felgekleurd busje die kant op om emmers vol geld af te leveren. Eenmaal gearriveerd rijst echter de vraag: zitten de conservatieve dorpelingen wel te wachten op die flamboyante ‘perverselingen’ uit de grote stad ?

Pride, gebaseerd op historische gebeurtenissen, is een schaamteloze feelgoodfilm, dus hoe deze cultuurbotsing ten slotte uitpakt laat zich wel raden. Niet dat de onvermijdelijke schaduwkanten van de geschiedenis ( onrecht, agressie, aids) worden genegeerd, maar de filmmakers leggen resoluut de nadruk op het positieve: vriendschap, verbroedering, emancipatie, foute discohits.

En gelijk hebben ze. Want inspirerend is het beslist, dit tot nog toe min of meer vergeten underdogverhaal. Scenarist Stephen Beresford deed uitgebreid onderzoek, sprak met vele betrokkenen en stopte de film (zoals blijkt uit dit boeiende achtergrondartikel van The Guardian) vol authentieke situaties en personages.

Faye Marsay, George MacKay & Joseph Gilgun in Pride

Dat laatste is wel goed om te weten, want regisseur Matthew Warchus strooit soms iets te kwistig met sentiment en filmclichés, wat de historische geloofwaardigheid niet altijd versterkt. Van een originele opzet moet Pride het ook niet hebben: de opgewekte smartlappenformule van publiekspleasers als The Full Monty en Billy Elliot wordt trouw gevolgd.

Maar het stoort allemaal amper. Pride’s Big Gay Heart zit namelijk helemaal op de juiste plek. En de nuance die soms in de regie ontbreekt wordt vergoed door het subtiele spel van de ensemble-cast, onder wie betrouwbare Britten als Paddy Considine, Bill Nighy, Imelda Staunton en Dominic West. De kleine terzijdes zijn vaak het mooist, zoals de scène waarin Nighy’s personage een ontboezeming doet terwijl hij een broodje smeert.

Wat ten slotte echter het meest blijft hangen is de ouderwetse solidariteitsboodschap. Als ietwat cynische moderne kijker kun je je afvragen wat Mark en zijn vrienden ten diepste drijft: is het toch niet vooral verveling , opportunisme, een verborgen agenda? Welnee, zegt de film. We moeten elkaar af en toe gewoon een handje helpen, da’s toch helder?

Meer over Pride