La jaula de oro is het trefzekere regiedebuut van de in Spanje geboren cameraman Diego Quemada-Díez, die als camera-assistent en -operator op de set stond bij grote jongens als Ken Loach (Carla’s Song), Oliver Stone (Any Given Sunday) en Alejandro González Iñárritu (21 Grams).

Een film die je het best als onbeschreven blad kunt ondergaan. Net als de hoofdpersonen die per vrachttrein vanuit de sloppenwijken van Guatemala-City door Mexico naar de Verenigde Staten trekken: de stuurse zestienjarige Juan ( Brandon López), zijn vriendinnetje Sara (Karen Martínez) – voor de veiligheid vermomd als Oswaldo – en de bedeesde Samuel (Carlos Chajón). Stop dus met lezen , haast je naar het filmtheater en kom dan – voor zover nodig – terug voor de argumenten waarom hij zo subliem is.

La jaula de oro is de ingetogenheid zelve. Een documentair aandoend verslag van een reis van 4000 kilometer naar het beloofde land. Maar schijn bedriegt. De film is niet alleen aan alle kanten een perfect gedoseerde vertelling, maar ook een initiatierite die de tieners uit de droom helpt en van hun onschuld ontdoet. En daarmee de kijker.

Quemada-Díez stelde zijn odyssee samen uit meer dan vijfhonderd verhalen van migranten die de reis daadwerkelijk maakten. Dat resulteert niet in een geijkt sociaal-realistisch drama, maar in een ingedikte allegorie over menselijke verhoudingen en de fundamentele vraag wat het leven waardevol maakt. Een ongekunstelde roadmovie en moderne western, met een hoofdrol voor de logge, roestige vrachttrein die als een onverschillig monster door ongerept groen, weerbarstige heuvels en de weidse woestijn trekt. Symbool voor een achterhaald vooruitgangsideaal, met de tieners op zijn rug.

Betrokkenheid creëert Quemada-Díez door de kijker mee te laten leven met zijn personages en hun onderlinge verhoudingen. Die worden opgeschud als de Indiaanse jongen Chauk (Rodolfo Domínguez) zich bij hen voegt. Dramatische momenten dienen zich aan als donderslag bij heldere hemel. De regisseur melkt ze niet uit , maar laat de willekeur ervan voor zich spreken, met overweldigend effect. Door gebeurtenissen deels onuitgelegd te laten, zet hij zijn publiek aan voor zichzelf te denken.

Een goedgekozen amateur-cast, spaarzaam toegevoegde piano- en strijkersakkoorden en een terugkerend shot van nachtelijke sneeuwvlokken, maken van La jaula de oro een even betoverend als verpletterend anti-sprookje. Een moraalspel dat getuige de titel – ‘de gouden kooi’ – niet zozeer over migranten gaat, als wel over de verworvenheden van de westerse wereld met zijn ommuurde welstand en zijn vrijheidsidee dat anderen uitsluit. Meer dan terechte winnaar van de ‘A Certain Talent Prize’ in het Un Certain Regard-programma van Cannes.