'Zou je liever in een wereld met of zonder piramides willen leven?' Jiro Horikoshi, de geniale ontwerper van Japanse gevechtsvliegtuigen in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, vraagt het zichzelf af in een van de vele droomsequenties die animatiefilm The Wind Rises rijk is, terwijl hij staand op een vleugel over een idyllisch landschap vliegt.

Zelf weet Jiro het niet zeker. Maar regisseur Hayao Miyazaki, de 73-jarige grootmeester die zijn wonderschone oeuvre van fantasievolle sprookjes afsluit met het verrassend realistische The Wind Rises, is eenduidiger in zijn antwoord . Hij kiest onvoorwaardelijk voor de schoonheid, ook al is die geboren uit slavernij of rampspoed. Zoals hij ook kiest voor de liefde, ook al is die gedoemd te eindigen in een tragedie.

Miyazaki's sterk gefictionaliseerde vertelling van Jiro Horikoshi's levensverhaal kwam hem in thuisland Japan op veel kritiek te staan, vanuit beide kampen binnen het politieke spectrum: zowel zijn pacifistische houding als het ontbreken van referenties aan de Japanse oorlogsmisdaden werden veroordeeld. Maar The Wind Rises is geen anti-oorlogsfilm of nationalistische propaganda: de film toont vooral hoe de mooiste dromen steevast gecorrumpeerd worden door de realiteit.

In het geval van Jiro eindigde de realisatie van zijn grootste droom, het bouwen van een superieur vliegtuig – de Mitsubishi A6M Zero – in dood en verderf . En in zijn maniakale ijver om een perfecte machine te ontwerpen, verwaarloosde hij zijn spaarzame tijd met grote liefde Naoko. Hun tragische liefdesgeschiedenis (gebaseerd op een kort verhaal van Tatsuo Hori) treedt in de tweede helft van de film steeds meer naar de voorgrond.

Als bitterzoet melodrama is The Wind Rises echter niet altijd op zijn best: het tempo is veelal te traag, de structuur is te losjes en de dialogen zijn te braaf . Jiro en Naoko's eerste ontmoeting behoort dan wel weer tot een van de mooiste scènes die Miyazaki samen met zijn team ooit tekende: te midden van de grote Kanto-aardbeving in 1923, die Tokio als een grommend, rollend tapijt in een helse vuurzee verandert, vinden en verliezen ze elkaar. En zo zijn er meer ontroerende momenten die steeds weer beklijven, ook na meerdere kijkbeurten, en die tot het beste behoren wat Miyazaki's Studio Ghibli in zijn bijna dertigjarige bestaan heeft voortgebracht.

Uiteindelijk is The Wind Rises een film vol gebreken – de Duitse stemacteurs bijvoorbeeld zijn van een bedroevend niveau – maar als slotakkoord van een carrière die maar weinig gelijke kent, is de film toch onmisbaar. En zoals altijd is Miyazaki's naturalistische tekenstijl van een ongeëvenaarde schoonheid.

Zijn beste film is The Wind Rises zeker niet, dat blijft het duistere eco-sprookje Princess Mononoke. Maar Miyazaki bewijst ook zonder magische knuffelwezens ( My Neighbor Totoro) en geesten ( Spirited Away) te kunnen ontroeren, te verwonderen en ons nog een laatste keer te laten dromen.

De dichtregels van Paul Valéry waaraan Miyazaki de filmtitel ontleende, zingen dan ook nog lang na: 'De wind stijgt! We moeten proberen te leven!'