'Acht-dui-zend euro.' Dat kost het onderhoud van het Brabantse klooster waar de dementerende abt Paulus (Kees Hulst) een eenvoudig leven leidt met de bedachtzame broeder Franciscus (Ton Kas), de niet op zijn achterhoofd gevallen Dominicus (Martin van Waardenberg), de goedzak Johannes (Thomas Acda) en de bleue jonge Lucas (Egbert Jan Weeber).

'Per maand!' bijt bisschop Heijntjes (Bert Luppes) de milde mannen vinnig toe , als ze hem komen vragen waarom hij hun thuis achter hun rug om heeft verkocht als toekomstig wellness-resort. En passant licht de bisschop de broeders in over hun nieuwe leven, in België, waar een spartaanse Franciscaner stilte-orde wacht . Want ja, 'de Belgen zijn tenslotte ook Gods kinderen'.

Na enkele wanhoopspogingen om het noodlot af te wenden, is duidelijk dat de gebeden van deze broeders niet worden verhoord. Wat ze nodig hebben, is een wonder. En laat zich dat nou nét op tijd aandienen.

Deze komedie 'van de scheppers van De marathon' is opgezet langs hetzelfde stramien, want dat leverde immers al eerder een publieks-hit op. De vier Rotterdamse garagisten plus een allochtoon zijn ingeruild voor vijf monniken plus een jonge vrouw. Waar de vier kettingrokende, bierdrinkende mannen opklommen tot marathonlopers, zakken de vijf vrome, godvrezende broeders af tot ver beneden hun morele en spirituele peil.

Toch is dit geen 'De marathon in een klooster'. Eerste verschil is de ingetogen kloosterlijke toon, die niet de subtiliteit oplevert die aanvankelijk lijkt te worden beloofd. Mooie observaties zijn er wel, van de broeders die gemoedelijk boontjes doppen of scrabble spelen. Briljante eenvoud zit 'm in de verscheurdheid van broeder Franciscus als de telefoon gaat tijdens zijn gebed: wel of niet opnemen?

Tweede verschil – en dat breekt de film uiteindelijk op – is het gebrek aan achtergrond bij de personages, en de eendimensionale spelregie van Johan Timmers. De broeders blijven typetjes die te plat zijn om een speelfilm lang te boeien, en de bouwstenen die de plot verder stuwen zijn te matig uitgewerkt. Een overdaad aan muziek onderstreept emotie die er niet is.

Het volkse sfeertje, de rauwe Rotterdamse toon en de uitgewerkte onderlinge relaties maakten van De marathon een verfrissende ensemblefilm. Scenarist Van Waardenberg – die in de Rotterdamse arena een thuiswedstrijd speelde – blijkt in het klooster echter heel wat minder thuis. Dat levert meer clichématige situaties op, die de plank vaker misslaan. Met als dieptepunt een goedkoop excuus voor een minuutje plat publieksvoyeurisme: de scène waarin de jongste broeder met ogen op schoteltjes 'zuster Jessica' (filmdebuut van Noortje Herlaar) begluurt die voor het slapen gaan haar bloesje losknoopt. Een ' miracolo da vero' zoals de Italianen dat noemen? Niet echt dus.