Hoewel de Amerikanen de afgelopen decennia aan de haal waren gegaan met The Beauty and the Beast – in onder meer de campy tv-serie met Linda Hamilton en Ron Perlman uit de jaren tachtig, en Disney’s mierzoete tekenfilmversie uit 1991 – is het oer-Franse sprookje nu weer terug bij haar wortels.

In dit geval bij regisseur Christophe Gans, die met manga- en videogame- adaptaties Crying Freeman (1995) en Silent Hill (2006), maar vooral zijn horrormysterie Le pacte des loups (2001), al eerder bewees wel raad te weten met het op het doek brengen van ‘het beest’ in de mens.

Maarliefst 68 jaar verstreken er tussen Jean Cocteau’s klassieke surrealistische verfilming van La Belle et la Bête (1946) en Gans’ magisch-symbolische herinterpretatie ervan. Gezien het visuele spektakel waarmee Gans uitpakt, is hij zich bewust van de historische lading van zijn ambitieuze fantasy-project. Opnieuw verdwaalt een rijke handelsman ( André Dussollier) in het bos, waar hij bij een betoverd kasteel een oogverblindende roos plukt voor zijn lievelingsdochter Belle ( Léa Seydoux). De kasteelheer – het beest ( Vincent Cassel) – eist voor deze misdaad een leven ter compensatie. Belle offert zich op, maar leert langzamerhand de mens kennen achter het beest.

Groot is de wauw-factor van de weelderige, barokke sprookjeswereld die Gans optrekt uit decors geïnspireerd op schilderijen uit de romantiek, takkenbossen die wijken voor Belle zoals de zee dat ooit voor Mozes deed, en een met mos begroeide, half in de bodem verzakte beeldentuin. Temeer daar de Belgische cameraman Christophe Beaucarne (Mr Nobody, Two Mothers) de visuele flair in dienst stelt van de actie. Ook de muziek is lekker vet aangezet, maar toch lichtvoetig gehouden.

Een spiegelwereld die het beeld letterlijk op kop kiepert , toont ondertussen de met een schep Griekse mythologie verrijkte achtergronden van het beest. Een slimme zet, die het beest al in een vroeg stadium ook een menselijk gezicht geeft, maar hem niet minder hooghartig maakt.

Dubbele bodems zitten er voor de volwassen kijkers in vulvavormige spiegels, bloedrode rozenknoppen en brekend ijs, terwijl Belle en het beest om elkaar heen draaien in wat uiteindelijk neerkomt op één grote rituele ontmaagdingsdans. De natuur temmen? Vergeet het maar!

Alle bijfiguren – de schurken, Belle’s vader, jaloerse zussen en losbollen van broers – blijven echter vlakke personages die te veel afleiden van het krachtenspel tussen Belle en het beest. Tegen het eind verliest de film aan vaart en begint de kunstmatigheid door de uit de computer getrokken reuzen en agressieve rozentakken heen te schemeren. Vooral in de ontknoping legt Gans’ gevoel voor poëzie het af tegen dat van Cocteau, als hij kiest voor een finale die weer meer bij de Hollywood-traditie aansluit.

Meer over Belle en het beest