De filmcarrière van stripheldenfranchise Teenage Mutant Ninja Turtles is tot op heden bepaald geen onverdeeld succes. Toch waagt filmstudio Paramount Pictures een nieuwe poging, gesteund door kinderzender Nickelodeon. Hopend op een opleving van de Turtlemania uit de jaren ’90.

De knulligheid van de drie eerdere live-action adaptaties, waarin volwassenen mannen in door Jim Henson gefabriceerde kostuums voor het reptielenkwartet moesten doorgaan , is in ieder geval verleden tijd. De Turtles zijn ditmaal volledig uit de computer gestampt, als reusachtige monsters met spieren van staal. Nogal over de top, maar producent van dienst is dan ook Michael ‘meer is meer’ Bay ( Transformers).

Te midden van acteurs als Megan Fox en Will Arnett, gecast als ambitieuze journaliste en haar lollige cameraman, komt het digitale viertal aardig uit de verf. Al lijken ze ieder slechts recht te hebben op één karaktereigenschap: Leonardo is de leider, Raphael de vechtersbaas, Donatello de nerd en benjamin Michelangelo de clown.

De gemuteerde schildpadden komen uit hun riool gekropen als aartsvijand Shredder met zijn Foot Clan de inwoners van New York begint te terroriseren. De niet al te snuggere tv-verslaggeefster April (Fox) besluit de mysterieuze helden eigenhandig op te zoeken.

Het vervolg laat zich, gezien het oeuvre van Bay en regisseur Jonathan Liebesman ( Battle Los Angeles), wel raden. April en haar bonkige vrienden rollen van de ene in de andere actiescène, af en toe onderbroken door opmerkingen over haar welgevormde achterwerk.

Soms zijn die actiescènes spectaculair, zoals de minutenlange achtervolging van een richting de afgrond stortende vrachtwagen op een besneeuwde berghelling. Maar vaker zijn ze ronduit saai, met name omdat schurk Shredder een man zonder gezicht blijft, gehuld in een potsierlijk metalen samoeraipak. En omdat er geen personages te vinden zijn waar je echt iets om geeft.

Het is het probleem van zoveel blockbusters : teveel aandacht voor zinloze knok- en schietpartijen, en te weinig voor plot- en karakterontwikkeling. Maar het grootste manco is het grotendeels ontbreken van humor: juist datgene wat Teenage Mutant Ninja Turtles als strip en animatieserie zo geliefd maakte.

Al worden er wel pogingen gedaan, vooral in de persoon van de rappende, pizzaverslindende flierefluiter Michelangelo, die met zijn avances richting April hier en daar voor een glimlach zorgt. Maar de dialogen zijn te vaak van een erbarmelijk niveau, en de stemacteurs – onder wie Johnny Knoxville als Leonardo – missen persoonlijkheid.
Het zal de makers echter een zorg zijn: in het Amerikaanse openingsweekend eindigde Teenage Mutant Ninja Turtles, zoals de film daar gewoon heet, op de eerste plaats in de box office. Een vervolg is al aangekondigd.