Pratende dieren: het blijft lastig in een grotemensenfilm. De eerste Planet of the Apes-film uit 1968, met Charlton Heston ('Get your stinking paws off me, you damn dirty ape!'), is een redelijk spannende en ingenieuze klassieker, maar blijft toch een soort muppetfilm met acteurs in apenpakken. De vier films die daarop volgden werden steeds knulliger, om nog te zwijgen van de tv-serie uit 1974.

In 2001 kwam er nog een remake van campliefhebber Tim Burton, die het kitschgehalte gewoon omarmde; daarna leek de rek er wel uit.

Toch werd de draad in 2011 weer opgepakt. Rise of the Planet of the Apes, bedoeld als een soort prequel van de film uit 1968, bleek een verademing: de apen kwamen nu uit de computer, en ze spraken amper. Muppetprobleem opgelost.

De film van regisseur Rupert Wyatt was bovendien verrassend amusant: geduldig opgebouwd, niet te bombastisch en visueel overtuigend. De dieren waren geanimeerd in de Weta-studio van Peter Jackson, waarbij de bewegingen van hoofdaap Caesar werden gebaseerd op die van acteur Andy Serkis, die eerder in de digitale huid kroop van Gollem, King Kong en Kapitein Haddock.

Nu is er weer een vervolg: Dawn of the Planet of the Apes van regisseur Matt Reeves ( Cloverfield, Let Me In), die ook maar vast heeft getekend voor het volgende deel dat in 2016 moet verschijnen. Het verhaal speelt zich tien jaar na het slot van de vorige film af, toen een virus uitbrak dat apen slimmer maakte en mensen dodelijk ziek.

Inmiddels leiden chimpansee Caesar en zijn primatenclan een rustig bestaan in de bossen buiten San Francisco. In de vervallen stad bevindt zich nog een laatste menselijke enclave. Al wordt de kijker aangespoord mee te leven met mens én aap, is meteen duidelijk dat beide rassen niet lang in vrede zullen kunnen samenleven.

Dat de hele film afstevent op een grote confrontatie is jammer, want het verhaal is daarmee behoorlijk voorspelbaar. Naar het einde toe wordt de film steeds dramatischer, maar het is moeilijk daar veel bij te voelen. De nieuwe menselijke personages, gespeeld door onder meer Jason Clarke en Gary Oldman, zijn nauwelijks meer dan pionnen die de plot van A naar B moeten helpen. Dan zijn de apen uiteindelijk beter uitgewerkt – vooral Caesar en zijn rivaal Koba, een getraumatiseerd proefdier, blijven de aandacht vasthouden .

En dat is dan ook de grote kracht van Dawn of the Planet of the Apes: de digitale effecten zijn verbluffend goed. Zowel de apen als de (deels natuurlijke) decors zijn prachtig en geloofwaardig, met als hoogtepunt de actiescènes vol rennende en slingerende beesten.

Daarmee is niet gezegd dat het campgehalte van de vroegere films geheel is verdwenen. Hoe menselijker de apen zich gaan gedragen, hoe sneller het lachwekkend wordt. Dat wordt nog een uitdaging voor de volgende film, waarin de evolutie geheid zal verdergaan. Pratende dieren: het blijft lastig in grotemensenfilms.