Walt Disney, producent Jerry Bruckheimer, regisseur Gore Verbinski, Johnny Depp met een gekke hoed: het team achter de succesvolle Pirates of the Caribbean-reeks doet een poging een nieuwe historische avonturenfilm-franchise leven in te blazen. Ditmaal niet gebaseerd op een Disneyland-attractie, maar op een nostalgische Amerikaanse westernserie.

The Lone Ranger – bekend van strips en hoorspelen, maar vooral van een tv- programma uit de jaren vijftig – is een gemaskerde ex-Texas Ranger die het kwaad bestrijdt met behulp van zijn trouwe schimmel Silver en de nobele indiaan Tonto . Heel tv-kijkend Amerika is bekend met zijn witte hoed, herkenningsmelodie (de Willem Tell-overture van Rossini) en catchphrase: ‘Hi-ho Silver, away!’.

Een goede voedingsbodem voor een blockbuster, heeft men in Hollywood gerekend; succes verzekerd, zeker met zo’n doorgewinterd team aan het roer.

Maar dat valt tegen. Alle ingrediënten uit de Pirates-reeks – luchtige toon, absurdistische grappen, spectaculaire kermisactie, licht griezelig randje – zijn in The Lone Ranger aanwezig, maar de makers zijn één wezenlijk onderdeel vergeten: een degelijk scenario.

De film begint nog veelbelovend. Begin twintigste eeuw ontmoet een jochie bij een wildwestshow een stokoude indiaan, Tonto (Depp, best leuk als ironische clichéroodhuid), die hem vertelt hoe hij een team werd met The Lone Ranger (Armie Hammer, beetje kleurloos). De eerste actiescène rond een ontspoorde trein is grandioos, en er wordt geestig de draak gestoken met het puriteinse imago van de gemaskerde held.

Maar al gauw ontspoort helaas ook de film zelf. Het lijkt wel of de makers geen idee hadden wat voor productie ze precies wilden afleveren. De avonturen van het centrale duo zijn dan weer doldwaas en cartoonesk, dan weer traag en behoorlijk serieus, het geweld is soms onverwacht bloederig, en tussendoor krijgen we nog een dramatische geschiedenisles over het onrecht dat de indianen is aangedaan. Dieptepunt is een scène waarin een heel indianendorp in slow-motion wordt afgeslacht terwijl de helden een slapstickshowtje opvoeren.

En de film dendert maar voort. Na het passeren van de twee-uurgrens moet de grote, luidruchtige finale – weer rond een ontspoorde trein – nog beginnen. Als kijker ben je dan al murw gebeukt.

Steven Spielberg voorspelde onlangs grote veranderingen in het Hollywoodsysteem: een paar dure flops en de filmindustrie zou op z’n kop komen te staan. The Lone Ranger zou daar een voorbeeld van kunnen zijn. De film kostte naar verluidt zo’n 250 miljoen dollar (nog zonder marketing), en voorlopig valt de opbrengst erg tegen.

Voordeel: vijf vervolgdelen, zoals na de eerste (nog erg leuke) Pirates of the Caribbean-film, hoeven we niet te vrezen.