Whip Whitaker, de door Denzel Washington vertolkte hoofdfiguur in Flight, is een typisch Amerikaanse filmheld. Cool, dopy en licht losgeslagen. Denk John McClane (Bruce Willis in Die Hard), denk Vincent Vega (John Travolta in Pulp Fiction), denk the Dude (Jeff Bridges in The Big Lebowski).

Hij zuipt zich lam, neukt een spectaculaire vrouw, snuift in de ochtend een lijntje en stapt daarna weer goedgemutst achter de stuurknuppel. No problemo. Of toch wel? Want dat is het verschil tussen Whip en de rest: hij is geen verlepte smeris, hele of halve crimineel, maar piloot op een binnenlandse airline.

Ja, dat moet een keer mis gaan, al was het maar omdat de plot dat vraagt. Het levert een bloedstollende ‘going down’-scène op, waarin Whip het hoofd bijzonder koel houdt en – misschien wel dankzij de coke – een sterk staaltje stuurmanskunst demonstreert. Hij legt de ‘kist’ op z’n rug en weet zo de noodlottige duikvlucht te keren. 96 passagiers overleven de crash; zes laten het leven.

Flight trapt af met een snelle held en vette actie. Na de crash belandt de kijker in een rechtbankdrama over de krachten die aan het werk gaan om de schuldigen aan te wijzen. Even lijkt dat nog spannend, maar de lol gaat er definitief af als het afstevent op een zware moraalpreek waarin de held op zijn verantwoordelijkheden wordt gewezen. Niet die 96 overlevenden tellen, maar de zes doden. Hoe legitiem ook; die stijlbreuk is te groot. Waar filmfiguren als Whip normaliter cool zijn ondanks hun tekortkomingen, wordt Whip daarop keihard afgerekend. Alsof iemand Vincent Vega afbrandt omdat-ie z’n belastingformulieren niet op tijd heeft ingeleverd.

Flight – geregisseerd door Robert Zemeckis (Back to the Future, Forrest Gump, Cast Away, Beowulf) – moet het hebben van zijn rolbezetting en spel, en heeft wat dat betreft met de charismatische Denzel Washington de juiste man in huis gehaald. John Goodman doet waar hij goed in is en zorgt als Whips huisdealer voor de komische noot. Toch komt de onderliggende karakterstudie niet van de grond omdat de protagonist in herhaling valt zolang hij zijn drankprobleem ontkent. Daardoor blijft hij lang stout, maar ook saai.

Ook de soundtrack – met louter golden oldies als ‘Under the Bridge’, ‘Sympathy for the Devil’ en ‘ Ain’t No Sunshine’ laat niets aan de verbeelding over. Als Whip uiteindelijk de draai maakt, is dat te ongeloofwaardig en te laat om de film nog te redden. Bovendien is de levensles over leugens en geschaad vertrouwen zo godsallemachtig vroom dat alleen een Jehova’s getuige daarvan in hallelujastemming raakt. Is de Oscarnominatie voor Washington nog enigszins verdedigbaar; die voor het script van John Gatins (Reel Steal) moet zijn opgehangen aan sympathie voor het feit dat hij daar zijn eigen verslavingsverleden in heeft verwerkt.