De Amerikaanse actiefilm 47 Ronin werd eerst uitgebracht in Japan. Daar zou men het spektakel, vol Japanse mythologie en martial arts, wel moeten kunnen waarderen. Maar dat viel tegen. De film opende weliswaar niet dramatisch – op de derde plek, na twee nationale producties – maar in de media werd meteen gesproken van een flop.

Nou, dat Japanse filmliefhebbers niet zo'n trek hadden in 47 Ronin, is goed te begrijpen. Het verhaal is gebaseerd op een beroemde, op waarheid beruste legende, die in Japan al diverse malen werd verfilmd (onder meer als Genroku Chushingura in 1942 en Chushingura in 1962). Hoewel de details steeds verschillen, staat in alle versies een bende van 47 samoerai centraal, die wraak nemen nadat hun meester wordt geëxecuteerd door een snode shogun.

Debuterend regisseur Carl Rinsch en scenaristen Chris Morgan (Fast Five) en Hossein Amini (Drive) hebben zich wel heel veel vrijheden gepermitteerd in hun versie van het verhaal. 47 Ronin heeft meer weg van een digitale kermisattractie als Clash of the Titans dan een klassieke samoeraifilm. Er spelen beroemde Japanse acteurs mee, maar die spreken allemaal Engels (al dan niet nagesynchroniseerd), en de hoofdrol is gewoon weggelegd voor een blanke Hollywoodster. Deze Kai ( Keanu Reeves) is een door de makers verzonnen vondeling die opgroeit als halfbroer van bendeleider Oishi ( Hiroyuki Sanada).

Opvallendst is echter de toevoeging van allerlei fantasy-elementen (monsters, heksen) en grootse CGI-decors die Japan veranderen in een Oosters Midden-Aarde. Zolang de sets kleinschalig blijven is alles visueel wel in orde, maar de spektakelscènes zijn opzichtig gemodelleerd naar de Lord of the Rings- en Pirates of the Caribbean-films. Een lachwekkende blockbusterhutspot is het resultaat, vol ongeïnspireerde computereffecten en fletse 3D.

De Japanse acteurs doen hun best, maar moeten zulke potsierlijke teksten uitspreken dat de beste Shakespeare-cast er weinig méér van had kunnen bakken. En Keanu Reeves – tja, mits slim gecast kan die leuk uit de hoek komen (bijvoorbeeld als spirituele orthodontist in Thumbsucker), maar hier is hij weer gewoon die houterige surfer. Hij roept nog net geen 'Sayonara dudes!', maar je zíet het hem denken.

De eerste helft van de film is slepend en weinig boeiend, de tweede helft heeft meer actie en is daarmee iets onderhoudender. Bloederig wordt het nooit; de makers lijken vooral jongens van een jaar of twaalf te willen bedienen. Die kunnen er misschien nog wel iets mee ook, al zou je ze beter popcornvermaak gunnen.