Of Matt Damon nu een actieheld speelt, zoals in de Bourne-films, of een potentiële minnaar, zoals vorig jaar in We Bought a Zoo, de Amerikaan weet altijd in een handomdraai sympathie en vertrouwen op te wekken. Met dat gegeven wordt aardig gespeeld in Promised Land, de nieuwe film van Gus Van Sant.

Ook nu speelt Damon weer zo’n automatisch innemend type, alleen levert dat de kijker ditmaal een dubbel gevoel op. Zijn personage Steve Butler is namelijk vertegenwoordiger van een groot bedrijf dat is gespecialiseerd in schaliegas, een momenteel zeer omstreden energiebron.

Samen met partner Sue ( Frances McDormand) reist Butler het Amerikaanse platteland af om boeren over te halen zijn bedrijf op hun land te laten boren. Het verhaal richt zich op een dorpje in Pennsylvania, waar Butler aanvankelijk succes lijkt te hebben, tot hij wordt tegengewerkt door een gewiekste milieuactivist ( John Krasinski).

Wat moeten we met Damons personage? Is hij naïef of opportunistisch, staat hij echt achter zijn product, of deugt hij gewoon niet? Die vraag houdt het verhaal een hele tijd interessant (tot het iets te keurige Hollywoodslot).

Promised Land, geschreven door Damon en Krasinski naar een verhaal van romancier Dave Eggers, zou aanvankelijk als regiedebuut dienen voor Matt Damon. Maar die liet de klus ten slotte toch liever over aan maat Gus Van Sant, die met Good Will Hunting en Gerry al tweemaal eerder een mede door Damon geschreven scenario verfilmde.

Van Sant vertelt ingetogen en vakkundig, in de lijn van eerder mainstream-werk als Finding Forrester en Milk. Van de eigenzinnige poëzie die hij toonde in films als Elephant en Paranoid Park is alleen iets zichtbaar in een aantal fraaie intermezzo’s die het verstilde platteland tonen.

Het thema – economie versus natuur , megabedrijf versus arme burger – is absoluut relevant en actueel, en de film maakt een integere indruk. Maar om het publiek echt boos of ontroerd de bioscoop uit te sturen, hadden de makers iets minder netjes binnen de lijnen moeten kleuren.