Jean Valjean, de voorwaardelijk vrijgelaten held van Victor Hugo’s klassieke protestroman Les Misérables, de door armoede tot prostitutie gedwongen Fantine en haar dochter Cosette zijn tegenwoordig vooral bij het grote publiek bekend dankzij ’s werelds langstlopende, gelijknamige theatermusical.

De Britse theaterproducent Cameron Mackintosh, verantwoordelijk voor dat succes, was ook de drijvende kracht achter de nu verschijnende filmbewerking van die musical - gebaseerd op de originele versie van het Franse duo Boublil & Schönberg.

Voor de regie van de film werd de Britse regisseur Tom Hooper aangesteld, die twee jaar geleden een Oscar won voor The King’s Speech. Hij dacht dat de filmversie aan dramatische kracht zou winnen als de acteurs ‘live’ op de set zouden zingen. Een ongebruikelijke en riskante keuze die bijzonder goed uit blijkt te pakken. Zingen en  acteren versterken elkaar door een mix van realisme en theatraliteit. Die mix is ook terug te vinden in de settings, waar modderige buitenscènes worden afgewisseld met studiodecors en digitale effecten. Het resultaat is daar op z’n best magisch realistisch, maar oogt vaker artificieel episch.

De film gaat meteen vlot van start. Om de tien minuten is er iemand in tranen. Dat is geen punt zolang het drama overtuigt. En dat doet het aanvankelijk, nog geholpen door het verrassingseffect dat Hollywoodsterren als Hugh Jackman (Jean Valjean), Russell Crowe (politiecommissaris Javert) en Anne Hathaway (Fantine) verdienstelijke zangstemmen in huis blijken te hebben. Waar de acteerprestaties intens zijn, zal alleen een zeurpiet over imperfecties vallen.

Solo’s zijn gevangen in sobere, intieme close- ups en Jackman draagt de film als een spetterende Valjean. Tot Hathaway - met haar ook al ‘live’ op de set gekortwiekte haar een volbloed kruising tussen Julie Andrews en Jeanne d’Arc - het hoogtepunt kaapt met haar in wanhoop gedrenkte ‘I Dreamed a Dream’. Zowel Hathaway als Jackman sleepten Golden Globe- nominaties binnen voor hun rollen en worden her en der al getipt voor een Oscar .

In de tweede helft van de film verslapt de spanningsboog wanneer de aandacht verschuift van Valjean naar de romance tussen de jongvolwassen Cosette ( Amanda Seyfried) en de opstandige student Marius ( Eddie Redmayne). Russell Crowe doet wat mat aan als de in verwarring gebrachte politiechef Javert. En er zit minder ‘lucht’ in dit deel door een verminderd gebruik van totalen. Wat op den duur ook stoort, is de in de hogere registers nasaal uitslaande stem van Jackman.

Het heeft tenslotte wel wat decadents dat het tot mededogen oproepende meesterwerk van Victor Hugo over de door zijn ‘papieren status’ geplaagde Valjean vandaag de dag gelijk staat aan rinkelende kassa’s, terwijl op een paar kilometer afstand de sociale outcasts van deze tijd worstelen met hún ‘papieren status’ zonder dat iemand daar ook maar een stuiver voor geeft