Het kwaad presenteert zich meestal niet groots en overweldigend, maar eerder banaal. Neem de Holocaust: het gevolg van een bureaucratisch systeem waarin medewerkers het gevoel werd gegeven dat ze domweg bevelen opvolgden.

Daarmee is niet gezegd dat de personages eendimensionaal blijven. Arendt wordt pittig, eigenzinnig en menselijk neergezet door Barbara Sukowa, de flitsen uit het verleden zijn veelzeggend, en haar huwelijk en vriendschappen maken een authentieke indruk.

Nee, Von Trotta lijkt gewoon een film te hebben willen maken waarin ideeën centraal staan , meer dan gevoelens en sentiment. Dat mag een ietwat droog en afstandelijk resultaat opleveren, het heeft ook iets verfrissends. De personages krijgen alle ruimte om te oreren, discussiëren, ruzie te maken en zwijgzaam rokend voor zich uit te staren.

Het hart is al ruimschoots bediend in vele aangrijpende en sentimentele drama's over de Tweede Wereldoorlog. Hannah Arendt bedient het hoofd.

Dat concludeert filosofe Hannah Arendt wanneer zij voor The New Yorker verslag doet van het proces tegen Adolf Eichmann, begin jaren zestig in Jeruzalem. Haar typering van de nazi als een nietszeggend mannetje, en niet het gruwelijke monster waarvoor de aanklagers hem uitmaken, schiet veel lezers in het verkeerde keelgat.

De ontwikkeling van Arendts bekendste theorie – opgetekend in haar boek 'Eichmann in Jeruzalem: De banaliteit van het kwaad' uit 1963 – en de verbolgen reacties daarop, staan centraal in de biopic Hannah Arendt. Aan achtergrond, setting en uitgebreide karakterschetsen besteedt de Duitse regisseur en coscenarist Margarethe von Trotta niet te veel tijd. De jeugd van de Joods-Duitse Arendt, die in 1941 naar New York vluchtte, komt alleen in wat korte flashbacks aan bod. En de hechte band met haar echtgenoot en beste vrienden wordt en passant belicht.