Maar liefst drie jaar kostte het Wong Kar-Wai (In the Mood for Love) om zijn gedroomde epos over Ip Man, kungfu-icoon en eerste leermeester van Bruce Lee, te voltooien, nadat hij het project tien jaar eerder al aankondigde. Het eindresultaat is wat je bij zo'n lange ontstaansgeschiedenis kunt verwachten: warrig en onevenwichtig, een kluwen van subplots en bijfiguren. En toch stelt het niet teleur.

Wong opent zijn semibiografische portret ergens begin jaren dertig, als veertiger Ip Man (Tony Leung Chiu Wai) in zijn thuisstad Foshan wordt aangewezen als vertegenwoordiger van de kungfuscholen uit het zuiden, die het zal opnemen tegen de bezoekende grootmeester uit het noorden. Een duel der geesten in plaats van vuisten wijst Ip aan als overwinnaar. Dit tot woede van de dochter van de grootmeester, Gong Er (Zhang Ziyi). In de dans die volgt – een strijd tussen haar fluwelen '64 handen-techniek' en Ip Mans razendsnelle Wing Chun-stijl – ontstaat een verboden liefde, die een deken van melancholie over de film plaatst .

Ondanks het decor van oorlog en revolutie waartegen het verhaal zich afspeelt, vloeit er geen druppel bloed. De Japanse bezetting en de Chinese burgeroorlog fungeren slechts als rookpluimen aan de horizon, zoals al het grote drama zich net buiten beeld afspeelt. De armoede waarin Ip afglijdt na de invasie in 1936 wordt verbeeld in een simpel shot van zijn gezin in een klein appartement; de dood van zijn kinderen wordt slechts vermeld in een korte tussentitel. Als de protagonist zoals talloze vechtkunstenaars het nieuwe communistische China is ontvlucht, laat Wong hem liever zwelgen in weemoed in een donkere kamer in Hongkong, dan dat hij hem midden in de ellende plaatst.

Een tragische liefdesgeschiedenis is The Grandmaster niet te noemen, en eigenlijk ook geen echte biopic, aangezien Ip Man een groot gedeelte naar de achtergrond verdwijnt ten faveure van Gong Er. Een kungfufilm dan? Ook al niet, al zijn de gevechten talrijk en van grootse schoonheid.

Nee, de film is een samenraapsel van ideeën en stijlen, met meer interesse voor overdadig gefilmde details dan het grote verhaal. Maar bovenal is The Grandmaster een echte Wong Kar-Wai-film, vol vaste thema's als onvervulde verlangens en de geschiedenis van Hongkong, en badend in de oogstrelende, poëtische beeldtaal die Wong tot een grootmeester van de auteurscinema maakte.

Daarmee is de film lastig te plaatsen. Het impressionistische karakter leidde al tot grote verdeeldheid onder critici en publiek. Wie weet kan een herziene versie – Wong bracht ooit veertien jaar na de oorspronkelijke release een director's cut uit van zijn wuxia-spektakel Ashes of Time – ooit uitkomst bieden. Naar verluidt duurde de eerste ruwe versie meer dan vier uur, en bij vlagen lijkt het erop dat Wong simpelweg al zijn favoriete scènes heeft samengevoegd om tot een bioscoopvriendelijke lengte van 130 minuten te komen.

Maar die scènes zijn dan wel zo wonderschoon, dat je alle gebreken grotendeels voor lief neemt.