Het ligt er nogal dik bovenop, maar toch is een van de mooiste momenten in Being Flynn een scène waarin Robert DeNiro voor de spiegel staat en zich afvraagt waar zijn gezicht gebleven is. Een regelrechte verwijzing naar de beroemde spiegelscène uit Taxi Driver, waarin DeNiro als Travis Bickle met al die agressie voor de spiegel staat, klaar om de wereld te lijf te gaan.

Bickle wist niet tegen wie hij het had in die spiegel en Jonathan Flynn na al die tijd eigenlijk ook niet. Hij beweert continu een groot schrijver te zijn – Mark Twain, J. D. Salinger en hijzelf zijn de enige drie Amerikanen die de moeite van het lezen waard zijn – maar eerst moet hij even met de realiteit zien om te gaan. Een realiteit waarin hij uit zijn huis wordt gezet en zijn baan als taxichauffeur verliest. En waarin hij noodgedwongen na jaren van stilte en afwezigheid weer contact met zijn zoon zoekt. Die zoon is Nick, een rol van Paul Dano, de andere Flynn die z’n leven op orde probeert te krijgen. Voor geen van beiden is dat leven tot nu toe vriendelijk geweest, maar daar hebben ze allebei een rol in gehad.

Want het zijn geen sympathieke figuren die regisseur Paul Weitz laat zien en dat is precies wat Being Flynn interessant maakt, ook al was dat gegeven nog sterker vervat in de memoires waar de film op gebaseerd is, Just Another Bullshit Night in Suck City. Geschreven door een van beide Flynns. Tot ver in de film weet je als kijker niet wie dat verhaal vertelt en welke beweringen over de ander dus waarheid zijn, of leugen.

Zo lang de film zijn rauwe, grauwe toon houdt, voelt het verhaal echt. Is het zelfs pijnlijk en ontroerend. Weitz speelt met het melodramatische gegeven van verzoening door die steeds maar weer uit te stellen en zo lang de levens van de twee protagonisten kunnen ontsporen houdt Being Flynn de aandacht vast. Helaas wil Weitz zijn publiek uiteindelijk toch iets teveel tevreden stellen.

De film capituleert niet helemaal door alle eindjes keurig aan elkaar te knopen , maar de meedogenloze werkelijkheid die in de eerste driekwart van de film wordt geschetst, verliest aan het eind zijn geloofwaardigheid. Blijken de Fynns toch in staat hun levens de goeie richting in te sturen en belanden we toch weer even in een sprookje.