Het regiedebuut van de 1977 in een plattelandsgehucht van Indiana geboren Amerikaan John Shank vertelt een schrijnend verhaal dat in boerenmilieus maar al te vaak voorkomt. De initiële sympathiebonus die l’Hiver dernier hiermee oogst, is echter snel verspeeld. 103 tergende arthouseminuten lang wordt zonder relativering en nuance de misère uitgemolken.

In een niet gespecificeerde, afgelegen Franstalige regio ploetert jonge veehouder Johann ( Vincent Rottiers) zich op de van vader geërfde boerderij tegen beter weten in door een hongerbestaan. Ondanks het vooruitzicht van hogere inkomsten, stemt hij er in de coöperatie waartoe hij behoort tegen om zijn dieren al op kalverleeftijd aan Italiaanse handelaren door te verkopen. Dat is namelijk niet in de geest van zijn overleden pa. Met die koppigheid roept Johann het noodlot over zich af.

In plaats van naar Terrence Malicks Badlands en postmoderne westerns te lonken had Shank misschien oplettender naar enkele Franse films over het eigenlijke onderwerp moeten kijken. Raymond Depardon registreerde in zijn empathische documentairedrieluik Profils paysans (2001-2008) naast de eenzaamheid ook lichtere momenten van het harde boerenbestaan. In de prachtige akkerballade C’est quoi la vie (1999) toonde François Dupeyron, behalve een oude boer die zich verhangt, de woeste schoonheid van de natuur en het leven. Boerenwijsheid: ook na diepste plattelandsduisternis schijnt de zon.

In l’Hiver dernier daarentegen wordt, met ‘compromisloze filmkunst’ als excuus, louter kommer op kwel gestapeld. Johanns zus (in verbrokkelde scènes gespeeld door natuurtalent Florence Loiret Caille) is psychiatrisch patiënte. Coöperatiebroeders zijn zuur op de principiële neezegger. Schuur met materieel brandt af. Bank noch verzekering geeft thuis. Enzovoort. Logisch dat Rottiers met één gezichtsuitdrukking door de film sjokt. Wanneer de arthousebezoeker spontaan verlangt naar het emotelevisiegekwek van boerzoekster Jaspers, loopt er iets heel erg in de soep.

De in België opgegroeide regisseur ziet zijn film, opgenomen in het Midi-Pyrénées-departement Aveyron, als spiritueel doorzettersverhaal in een universeel landschap. Dat staat, naast ‘ sociaalrealistisch portret van een bedreigde beroepsgroep’, vast goed op de subsidieaanvraagformulieren. Zijn er bij deze artistiek verantwoorde zwartgalligheid nog verzachtende omstandigheden, in het visuelendepartement bijvoorbeeld? Helaas, neen. Het 35mm-‘Scopeformaat waarop Shank per se wilde draaien is kamerbrede verspilling: vooral de nacht-, ochtend- en schemerbeelden zijn zo artificieel fletskorrelig dat de toch al doodvermoeide oogleden er in stil protest van gaan trillen. Vermoedelijk hoort dat bij de totaalervaring van deze barre laatste winter, voor zowel hoofdpersoon als kijker een bezoeking. Voor wie het toch aandurft: heupflaconnetje gedistilleerd mee, dan blijft u er tenminste warm bij.