In het holst van de nacht, het regent pijpenstelen, houdt een auto halt voor een gesloten fotowinkel – voor de etalage zit een tralierolluik. Een oude man stapt uit en belt een keer of wat aan, voordat er een licht aan gaat en een vrouw op het balkonnetje verschijnt.

Hij is dringend op zoek naar een fotograaf, roept de man naar boven. Die is er niet, antwoordt zij. Het is voor een zeer invloedrijke dame, probeert de man nog. Hij is morgen ook nog weg, riposteert zij. De man weifelt. Een toevallige passant biedt uitkomst; die weet wel iemand anders: Isaac, een jonge Joodse dichter annex fotograaf, die in een pension in de stad verblijft.

De zorgvuldig gekadreerde, breed uitgesponnen openingsscène is typerend voor Manoel de Oliveira’s O estranho caso de Angélica (The Strange Case of Angelica ): voor een onbeweeglijke camera gebeurt eigenlijk minder dan de lengte rechtvaardigt; de informatie die nodig is voor de kijker zou ook in een bijzin gegeven kunnen worden.

Het verhaal is sowieso flinterdun: de jonge fotograaf wordt naar een enorm landhuis gebracht in de Dourovallei in het noorden van Portugal, waar hij een foto moet maken van de net overleden, jonge, beeldschone en pas getrouwde Angelica, die erbij ligt als Sneeuwwitje. Als Isaac scherpstelt, opent ze haar ogen en verschijnt er een betoverende glimlach op haar gezicht. Althans, in zijn beleving en op zijn afdruk, verder is er niemand die het ziet.

Wat volgt is een even intieme als secure, in nostalgie gedrenkte, tikje surrealistische fabel over (onmogelijke) liefde en obsessies, dromen en het lot. Liefde overwint de dood, foto’s vereeuwigen het leven.

Het script voor O estranho caso de Angélica dateert uit 1952, en De Oliveira, wiens carrière in 1931 begon met de documentaire Douro, Faina Fluvial, experimenteert voor het eerst met digitale effecten. Die balanceren op de rand van charmant en archaïsch; Angelica en de betoverde Isaac vliegen door de lucht zoals de titelheld in de eerste Supermanfilms.

De eenzaat Isaac, die volgens zijn hospita en de overige pensiongasten niet met zijn tijd is meegegaan, is de enige die de wereld ziet zoals hij werkelijk is. Hij kijkt en verwondert zich, en met zijn houtje-touwtje fototoestel legt hij de overblijfselen vast van een verdwijnende cultuur. Het is daarom moeilijk hem niet als alter ego van De Oliveira te zien. De 102-jarige filmmaker is overigens alweer met zijn volgende film bezig.