Nee, dat de camera in het openingsshot met de tekst ‘Toledo 2012’ exact op dezelfde plek staat als die van Luis Buñuel voor de beginopname van Tristana, is uiteraard geen toeval. Dat de vriestemperatuurkoude cameravoering en decors, dito belichting en overaanwezige paukenslagmuziek in La piel que habito rechtstreeks uit het universum van Alfred Hitchcock lijken te komen evenmin.

En dan de plot. Plastisch chirurg-met-geschiedenis – lees: gekke professor – Roberto Ledgard ( Antonio Banderas) bouwt sinds zes jaar in zijn landhuis aan de perfecte huid voor zijn gevangene Vera ( Elena Anaya). Aha. En zeker weten: na amper een kwartier van deze thriller gedrenkt in een artificiële horrorsfeer tuimelen de cinefiele associaties over elkaar heen.

Gezichtshuidtransplantatie: Les yeux sans visage van Georges Franju. Vrouw als object in privékooi: William Wylers The Collector. Operatietafel- en instrumentenfetisj, body horror: David Cronenbergs Dead Ringers. Meteen dringt de vraag zich op: hoe akelig gaat dit verhaal over de verknipte mensenvleessnijder op zijn afgelegen domein El Cigarral worden ?

Voor hen die Pedro Almodóvar kennen van de kleurige babbelkitsch uit zijn vroege films en van zijn ontroerende drama uit recentere jaren, kan La piel que habito (de huid waarin ik woon) een cultuurschok zijn. Was de toon van Almodóvars Atamé!, waarin Banderas ook een vrouw gevangen houdt, nog ludiek- absurdistisch te noemen, hier is hij louter zwartgallig en sinister.

De premisse, niet meer dan ontleend aan Mygale van de Franse thrillerauteur Thierry Jonquet, ligt onaangenaam dicht bij de hedendaagse actualiteit. De naargeestigheid piekt in uitgerekte geweldscènes en een zekere misogynie. Vorst de Spaanse vrouwenregisseur par excellence hier bewust naar zijn duistere kanten ?

Valt het al niet mee om deze Almodóvar mooi te vinden, hem goed vinden blijkt eveneens een opgave. Het surrealistisch bedoelde hutspotje aan cinefiele verwijzingen voelt door rare plotwendingen en tijdssprongen, uitlegscènes en schetsmatige nevenfiguren als een rammelende kar op een kasseienweg. Soms heb je het idee naar meerdere films tegelijk te kijken, elk met een onvoltooid scenario. De typische Almodóvar-falderietjes (hier onder meer een speelse inzoomtruc, een muziekovergang op het klinken van glazen, het carnavalstijgerkostuum van een zwakbegaafde verkrachter) zijn te dun gezaaid om de nogal nare smaak die de film nalaat weg te spoelen.

Welbeschouwd is het bloedserieuze La piel que habito een mislukte genrefilmpoging van een gewaardeerd arthouseregisseur: vlees noch vis. Daar veranderen de tragiek van de personages en de intense rol van Elena Anaya helaas weinig aan.