Scenarioschrijver Mieke de Jong (Knetter, Lepel) heeft de hond ontdekt als ideale koppelaar. In de korte film Blondje (2006) bracht een achtergelaten hond een telefonisch enquêtrice en een van haar klanten bij elkaar, in de Nieuwe Lola Landje willen een man en een vrouw beiden dezelfde hond uit het asiel. Ze besluiten eerst de hond, vervolgens het bed en ten slotte het huis te delen.

Zowel Blondje als Landje werd geregisseerd door Danyael Sugawara (1975). De in Japan geboren regisseur koos voor beide films een bijna tegenoverstelde stilistische aanpak. Terwijl Blondje een realistische momentopname uit het leven van een (allochtone) vrouw is, doet Landje juist heel theatraal aan.

De vrouw, Trees, woont in een huis dat eruit ziet en is ingericht als een huis op de set van een theatermusical. En de man, Stan, werkt bij een soort televisiefabriek waar de toestellen tientallen meters hoog staan opgesteld. De twee worden gespeeld door Nanette Edens en Bert Luppes, die beiden zijn verbonden aan Het Zuidelijk Toneel. Blijkbaar hoefden ze van Sugawara hun spel niet aan te passen voor televisie, want het acteren is dik aangezet en de teksten worden met veel aplomb gebracht.

Het zijn bewuste keuzes en ze pakken regelmatig nog goed uit ook. In de beste momenten doet de film denken aan het werk van Alex van Warmerdam. Maar de toneelmatige aanpak schept ook afstand tot de personages. Dat Trees ineens een hersentumor blijkt te hebben zou een aangrijpend gegeven moeten zijn, maar wordt dat in Landje nooit. Het is de opmaat voor nog meer humor en absurdisme.

Alles bij elkaar wekt Landje de indruk dat het vooral een stijloefening is geweest voor regisseur Sugawara. En daar is op zich weinig mis mee. Want beginnende regisseurs de kans geven hun talenten verder te ontwikkelen, dat was toch de bedoeling van de Nieuwe Lola's?