Iers bloed

Ken Loach begrijpt niets van de commotie rondom The Wind that Shakes the Barley

Gerhard Busch ,

Ken Loach maakt al veertig jaar films over de strijd tegen sociaal onrecht. Hij is dus niet erg populair in rechtse kringen. Dankzij The Wind that Shakes the Barley heeft hij ze weer eens allemaal op de kast.

The Sun kopte: 'De meest pro-ira film ooit (en ja, hij kwam tot stand met subsidie van de National Lottery).' The Daily Mail vroeg zich af: 'Waarom heeft Ken Loach toch zo'n hekel aan zijn vaderland?' En Simon Heffer schreef in The Daily Telegraph: 'Hij haat zijn land, maar profiteert er wel van door publiek geld te gebruiken om zijn weerzinwekkende werkjes te financieren. Nee, ik heb de film nog niet gezien. Waarom zou ik. Ik hoef toch ook Mein Kampf niet te lezen om te weten dat Hitler een schoft was?'

Wat was er gebeurd? Voor het eerst sinds Mike Leighs Secrets & Lies in 1996 had met Ken Loach's The Wind that Shakes the Barley een Engelse film in Cannes de Gouden Palm gewonnen. Maar de rechtse kranten in Engeland, zo moge duidelijk zijn, waren not amused.

De socialist Loach, die al veertig jaar lang films maakt over de strijd tegen sociaal onrecht en het grote geld, is nooit erg populair geweest in rechtse kringen, maar dankzij The Wind that Shakes the Barley, had hij ze weer eens allemaal op de kast.

In deze historische film volgt Loach twee broers in het Ierland van begin jaren twintig. Teddy is lid van een zogenoemde 'flying column', een van de talrijke over het land verspreide groepjes die een guerrillastrijd leveren met de Britse bezetter. Zijn jongere broer Damien is arts en staat op het punt naar Londen af te reizen om daar bij een groot ziekenhuis te gaan werken.

Dat bezoek wordt op het laatste moment afgeblazen, omdat Damien op de dag van vertrek ziet hoe een jongen uit zijn dorp wordt doodgeslagen door Britse soldaten; vervolgens moet hij hulpeloos toekijken hoe een ander groepje Britse soldaten een oude treinconducteur mishandelen omdat die ze niet in de trein wil laten. Ook Damien gaat bij het verzet.

Die groepjes Britse soldaten werden de Black and Tans genoemd, en gevreesd vanwege hun extreme gewelddadigheid. Engeland had de Black and Tans na de massale opstand in 1916 (de zogenoemde Easter Rising) naar Ierland gestuurd om de bevolking terug in het gareel te krijgen. De groepjes bestonden uit getraumatiseerde wo I-veteranen en schijnen inderdaad bijzonder wreed te werk zijn gegaan.

Toch hebben de criticasters een punt als ze zeggen dat de Black and Tans in Loach's film wel erg karikaturaal afgeschilderd worden. Ze lijken allemaal afgeleid van Sergeant-Major 'Shut Up' Williams uit de Engelse comedyserie O moeder wat is het heet. Opgewonden standjes met platgeslagen bulldog-hoofd en borstelsnor. Er zit überhaupt geen enkel sympathiek Brits personage in The Wind that Shakes the Barley. De Britten zijn de vijand en Loach en scenarioschrijver Paul Laverty doen geen enkele moeite enige nuancering aan te brengen.

Wat de criticasters voor het gemak vergeten is dat de Ieren er in The Wind that Shakes the Barley niet veel beter vanaf komen. Loach laat zien hoe Teddy en zijn makkers een Brits transport overvallen en de soldaten koelbloedig afschieten, hoe ze omspringen met verraders (al zijn ze nog zo jong en naïef), en Loach besteedt het laatste kwart van de film aan de woelige periode die ontstond na het (afgedwongen) verdrag met de Engelsen in 1921. Dat verdrag bepaalde dat Ierland maar ten dele onafhankelijk werd (Noord-Ierland bleef onder Engels gezag), en zorgde voor een scherpe tweedeling van de Ierse bevolking (door Loach iets te nadrukkelijk gesymboliseerd door de broers Damien en Teddy, die lijnrecht tegenover elkaar komen te staan).

Het zijn belangrijke beslissingen, die zonder meer tegenwicht bieden aan de claim dat de film eenzijdig en bevooroordeeld zou zijn. Toch is er geen enkele twijfel over bij wie de sympathie van Loach en Laverty ligt. Damien is hun ideale held. Een arts (en dus redder van levens), die tegen zijn zin betrokken wordt bij de onafhankelijkheidsstrijd van zijn volk. Hij doodt met zichtbare tegenzin (maar doet het wel!) en is een man met principes.

Het is dat Damien zo open en kwetsbaar gespeeld wordt door de in het Ierse Cork geboren acteur Cillian Murphy (28 Days Later, Batman Begins), anders had hij gemakkelijk een clichéfiguur kunnen worden. Het zijn ook niet de personages of de veel te schematische plot die van The Wind that Shakes the Barley uiteindelijk toch een intrigerende film maken. Het is de subtekst. De vragen die de film oproept over wat geweld met een mens doet, over wat het terugtrekken van een bezetter met een land doet, over hoe de Ierse revolutie verkocht werd aan de Britten en aan de katholieke kerk.

Het is opvallend dat de meest profetische zin in de film gesproken wordt door een Engelse landeigenaar. Vlak voordat hij geëxecuteerd wordt bijt hij Damien en zijn mannen toe: 'Moge God het land behoeden als jullie gespuis aan de macht komt. Ierland zal een in zichzelf gekeerde en achtergebleven staat worden, met op iedere straathoek een priester ('an inward-looking, priest-infested backwater '). De landeigenaar heeft nooit bestaan, net zomin als Teddy en Damien. Scenarioschrijver Paul Laverty, die al zeven keer eerder met Loach samenwerkte, zoomde bewust niet in op de hoofdrolspelers in het Iers-Britse drama. Hij vreesde dat het anders in de Britse kranten op een eindeloos gemuggenzift over historische foutjes zou zijn uitgedraaid. Dat muggenziften bleef uit, al kreeg de film er in de (rechtse) kranten toch ongenadig van langs.

De onlangs zeventig jaar geworden Loach zelf begreep van alle commotie niet veel. In de linkse krant The Guardian (die de film overigens een bescheiden zesje geeft) zegt hij: 'Waarom beweren ze dat ik mijn land haat? Wat betekent het eigenlijk? Word ik geacht mijn stad te haten, moet ik alle Engelsen haten? En als ik een hekel heb aan mijn regering, betekent dat dan ook dat ik automatisch mijn land haat? Het is ieders democratische plicht om zijn regering te bekritiseren!'

En de kans zijn regering te bekritiseren greep Loach met beide handen aan tijdens het dankwoord in Cannes, waar hij fijntjes herinnerde aan de aanwezigheid van de Engelsen en Amerikanen in Irak. 'Misschien kunnen we, als we de waarheid vertellen over het verleden, ook de waarheid over het heden vertellen. (...) We leven in buitengewone tijden, waardoor mensen politiek bewust geworden zijn op een manier waarop ze dat vijf, zes jaar geleden nog niet waren. De oorlogen waar we getuige van waren, de conflicten die momenteel woeden, mensen kunnen en willen er niet langer hun ogen voor sluiten. Het geeft mij veel voldoening daar in films op te kunnen reflecteren, en meer te zijn dan aanvulling op de popcorn.'