Take Me Somewhere Nice, het ongewone speelfilmdebuut van de Nederlands-Bosnische filmmaker Ena Sendijarevic (1987), viel op IFFR 2019 in de prijzen en werd geselecteerd voor Cannes. ‘Mijn hoofdpersonen zijn af en toe onuitstaanbaar.’

Een film over een Nederlands tienermeisje dat naar Bosnië reist om haar zieke vader te bezoeken… Geef toe, u zag bij het lezen van die woorden al een in stemmige tinten gedraaid drama voor u. Maar Take Me Somewhere Nice is het tegenovergestelde. De hoofdpersonen zijn even bokkige als speelse tieners, opererend in kleurrijke, surrealistische decors. Met maffe scènes, die qua sfeer soms doen denken aan het werk van Martin Parr of zelfs Wes Anderson.

Ze heeft een broertje dood aan sociaal realisme, vertelt de 31-jarige regisseur Ena Sendijarevic in het overvolle Grand Café 1e Klas op station Amsterdam Centraal. Ja, ze wil met haar werk iets zeggen over identiteit, over privilege, over Oost en West, over wat het betekent om migrant te zijn – zelf vluchtte ze als kind met haar ouders en zusje voor de oorlog in Bosnië naar Nederland – maar ze wil dat in een geheel eigen filmtaal doen.

Sendijarevic: ‘Er zijn best wel wat films die over migranten een toon aanslaan waar ik moeite mee heb. Met een top-downmanier van kijken, zo van: we gaan die zielige groep eens even laten zien. Ik denk dat de insteek op zich goed is, hoor: maatschappelijke problemen op de kaart zetten via film. Maar als dit betekent dat een klein publiek even kan kijken hoe zielig iets is en daarna weer naar huis gaat… Degene die gerepresenteerd wordt, heeft die er ook wat aan? Kan diegene er kracht uit halen?’ 

'Een van de hoofdrolspelers heb ik min of meer omgekocht; voor Bosnische begrippen was zijn salaris een jaarloon'

Ena Sendijarevic

Ernad Prnjavorac en Sara Luna Zorić in Take Me Somewhere Nice

Hoe zorg jij daar in Take Me Somewhere Nice voor?
‘Het zit hem in de toon. Dat was voor mij de grote vraag: kan ik dit ook met humor doen, in een kleurrijk verhaal, kan ik de personages ook níet neerzetten als helden die het alleen maar zwaar hebben? Want een held is geen echt mens meer, terwijl je als persoon in een maatschappelijk moeilijke positie juist als mens gezien wilt worden. Ik zet mijn personages ook heel erg te kakken, dat vind ik leuk: ik hou van gekke personages, van rare mensen, van ongepolijstheid. Mijn hoofdpersonen zijn dus af en toe onuitstaanbaar.’

Je koos voor een cast met weinig tot geen acteerervaring. Waarom?
‘Ernad Prnjavorac, een van de hoofdrolspelers, is eigenlijk liftenmaker; ik heb hem min of meer omgekocht, haha! Voor Bosnische begrippen was zijn salaris een jaarloon. Maar het is een heel bijzondere, poëtische jongen, hoor, hij kreeg echt gevoel voor de rol. Ik ben bij het casten vooral op zoek naar karakteristieke koppen; in de stijl die ik najaag luistert het minder nauw of het extreem professionele acteurs zijn of niet. De emotie wordt overgebracht via de camera, het is niet van: iemand voelt iets en dat zie je meteen. Er zit een soort masker voor, het spel heeft iets popperigs. Dus niet zoals bij zo’n echte acteursfilm, waarbij de acteur allerlei schakeringen aanbrengt die de camera dan volgt. Bij mij is het andersom: de acteurs volgen de camera. Dan is het belangrijker dat er een bepaalde intensiteit aanwezig is bij ze. En daarin had ik het volste vertrouwen bij deze drie jonge mensen. Ik dacht: wow, dit ga je wel voelen.’

Loop je met die afstandelijke acteerstijl niet het gevaar dat kijkers de scènes ervaren als kunstmatig, dat ze zich niet kunnen inleven?
‘Ja, dat risico is er. Maar ik ben niet bang voor het artificiële. Een gedeelte van de kijkers raak je misschien kwijt, omdat zij vooral een standaardfilmtaal gewend zijn. Maar ik denk ook dat je een deel van het publiek juist wint: zij die gewone filmtaal maar saai vinden. Ik wil de kijker met deze stijl ook bewust maken van het feit dat wat de personages zeggen niet per se woorden zijn die uit henzelf komen, dat ook zij maar gewoon onderdeel zijn van de grote kopieermachine die de mensheid is. In hoeverre komen meningen nou daadwerkelijk uit onszelf? Dat is een vraag die ik wil oproepen.’ 

Hoofdrolspeelster Sara Luna Zorić doet ook een paar seksscènes, terwijl ze destijds zeventien was en geen acteerervaring had. Hoe pakte je dat aan?
‘Tijdens het draaien merkte ik dat ik veel preutser was dan ik dacht, terwijl Sara Luna iets had van: dit is toch niet erg? We zijn gewoon aan het zoenen. Ik dacht waarschijnlijk meer dan zij aan dat gigantische scherm waar ze op te zien zou zijn. Kijk, seks is een wezenlijk onderdeel van het leven, daar hoeven we niet preuts over te doen, in de film wilde ik daar ook juist stelling tegen nemen. Maar op de set voelde ik: maar ik gebruik haar daar wel voor, haar lichaam wordt hiervoor ingezet… Het is gelukkig allemaal goed gegaan. Ik hoop dat ik kijkers met Take Me Somewhere Nice een gevoel van bevrijding kan geven. Bevrijd van angsten, bevrijd van bepaalde manieren van denken, over seksualiteit dus, maar ook over identiteit en over de wereld waarin we leven. Onze wereld en onze ideeën zijn ook maar geconstrueerd, dat bedoel ik ermee te zeggen. Of dit bij iedereen overkomt, vind ik nu minder belangrijk dan vroeger. Ik dacht altijd: als een film van mij in de bioscoop draait, ga ik een week lang elke avond stiekem in de zaal zitten – ik kon me niet voorstellen dat je dat níet zou doen als regisseur! Maar nu het zover is denk ik: nee, laat mensen maar lekker zonder mij kijken en vinden wat ze vinden. Niet iedereen hoeft enthousiast te zijn, dat is oké.’ 

Meer over Take Me Somewhere Nice/Ena Sendijarevic