De Mexicaanse regisseur Guillermo del Toro (1964) heeft altijd een zwak voor monsters gehad. Geen wonder, want als kind vond hij zichzelf een monster (Del Toro was toen al aan de dikke kant). Zijn fascinatie voor het macabere ging zelfs zover dat zijn streng katholieke grootmoeder nog geprobeerd heeft zijn ‘duivels’ uit te drijven.
Zonder resultaat gelukkig, want als we Del Toro’s oeuvre bekijken, spelen monsters en bovennatuurlijke wezens daar een grote rol in. Van Mimic tot Pan’s Labyrinth, van Hellboy tot Pacific Rim.
En ook nu weer in The Shape of Water, de film die op het jongste festival van Venetië de Gouden Leeuw won, en die onlangs nog genomineerd werd voor maar liefst dertien Oscars.
Het monster in The Shape of Water is een visman, een amfibisch wezen dat begin jaren zestig wordt aangetroffen in de Amazone en door de FBI wordt meegenomen naar een geheime fabriek, waar het ‘beest’ aan wrede tests wordt onderworpen. Dat ziet ook schoonmaakster Eliza, die als een blok valt voor het ranke, twee meter lange wezen. Samen met haar (Afro-Amerikaanse) collega Zelda en haar (homoseksuele) huisgenoot Giles besluit ze hem te bevrijden. Want: ‘Als we niets doen, zijn we zelf ook niets.’