Hoe is het om een boek te verfilmen met de hete adem van miljoenen fans in de nek? Een interview met de regisseur en hoofdrolspeler van de Zweedse komedie De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween.

Meer dan zes miljoen exemplaren werden er intussen van verkocht. Waarvan ruim 300.000 in Nederland. De roman De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween, van de Zweedse auteur Jonas Jonasson, draait om de hoogbejaarde Allan Karlsson, een soort Scandinavisch neefje van Forrest Gump, die van het ene avontuur in het andere rolt. Een onvervalste klucht is het, vol zwarte humor en exotische locaties, ideaal voor een verfilming. De Zweedse regisseur Felix Herngren durfde het aan. Hoe zenuwachtig was hij?

Felix Herngren: ‘Toen ik bij de verfilming betrokken raakte , was het boek pas net uit en nog lang niet zo populair als nu. Ik vond het toen gewoon een sterk verhaal om te verfilmen. Natuurlijk werd de druk wel opgevoerd toen het boek steeds succesvoller werd; tegen de tijd dat de film in première ging, deed ik het bijna in m’n broek. Maar toen kon ik er niks meer aan veranderen, dus legde ik me er maar bij neer. Uiteindelijk loop ik liever het risico een geweldig verhaal te verknallen en veel mensen teleur te stellen, dan dat ik een verhaal verfilm waar sowieso niemand om geeft.’

Was het moeilijk om te bepalen wat er wel en niet in het script moest belanden?
‘Ja, over sommige elementen hebben de coscenarist en ik eindeloos gediscussieerd. Het schrijven van het scenario heeft uiteindelijk ruim twee jaar geduurd. Het was een lastig proces; we hebben er dingen uitgehaald die we er later toch weer instopten, en vice versa. Langzaam maar zeker werd duidelijk welke bouwstenen echt onmisbaar waren voor het grote verhaal. Daarnaast waren natuurlijk ook elementen waarvan meteen duidelijk was dat ze wel in een boek kunnen werken maar niet in een film.’

Wat voor dingen zijn dat dan?
‘In een boek kan een situatie op de lachspieren werken, puur omdat het op een bepaalde manier is beschreven. Als je zoiets vervolgens sec laat zien, is het misschien helemaal niet geestig meer. Dat is altijd het moeilijke als je een komedie schrijft. Om die reden hanteer ik bij het scenarioschrijven een zo droog mogelijke stijl, anders loop je het risico dat iets leuker lijkt dan het uiteindelijk is.’

Dan nog lijkt het me moeilijk in te schatten of een grap zal werken. Zeker met de slapstickhumor in deze film. Was u vooraf nooit bezorgd dat bepaalde scènes niet het gewenste effect zouden hebben?
‘Zeker, heel vaak. Daarom heb ik alles van tevoren getest. Dat doe ik altijd als ik een film maak: alles oefenen met de acteurs en die repetities meteen opnemen. Daar maak ik dan een ruwe montage van , zodat ik vast in grote lijnen kan zien hoe de film zal worden. En wat er dus wel of niet werkt. Maar dan nog moet je risico’s blijven nemen; als je een bepaald recept voor humor denkt te hebben gevonden, kun je het wel vergeten.’

Heeft u de auteur van het boek over de film gesproken?
‘Die heb ik vanaf het eerste moment benaderd, maar hij wilde niet bij het proces betrokken zijn. Als ik hem wel eens een versie van het script of een ruwe montages stuurde , reageerde hij daar niet op. Toen, een week voor de première, kreeg ik ’s morgens vroeg een sms’je van hem. “Ik heb de hele nacht niet geslapen,” schreef hij. “Gisteravond heb ik je film gezien. Ik was erdoor geschokt en verward. Daarna heb ik hem meteen nog eens bekeken en vond ik hem al iets beter. En na de derde keer vond ik hem geweldig.” Ik kan me die reactie goed voorstellen, het lijkt me heel heftig als iemand jouw werk onder handen neemt. Ik ben ook behoorlijk rigoureus te werk gegaan, maar dat kan ook niet anders. Als je te voorzichtig bent, wordt het niks.’

Voor hoofdrolspeler Robert Gustafsson – een beroemde acteur en komiek in Zweden – vormde de film een minstens zo grote uitdaging: ‘Ik moest Allan als jonge kerel spelen, maar ook als honderdjarige, en alles ertussenin. De voorbereidingen duurden eindeloos . Enerzijds vanwege de ingewikkelde grime die ik als bejaarde moest dragen, anderzijds omdat ik met Felix uitgebreid heb onderzocht hoe Allan in al die verschillende levensfases moest klinken en bewegen.’

Allan is een zonderling type – opportunistisch, sociaal onhandig. Hoe bekijkt u hem?
‘Ik beschouw hem als iemand met een autistische stoornis. Iemand die altijd een jongetje van een jaar of tien is gebleven. Hij is heel nieuwsgierig, maar heeft ook iets onverstoorbaars, iets van een boeddhist.’

Wat voor regieaanwijzingen kreeg u?
‘Felix heeft vooral veel tegen me geschreeuwd. Dat had met die grime te maken – ik kon amper iets horen met dat masker over mijn oren, en ik droeg lenzen waardoor ik slecht kon zien. Het duurde een hele poos voor we een goede manier hadden gevonden om samen te werken . Ik heb Felix vooral gevraagd mij af te remmen. Ik wilde het minimalistisch houden en was bang om te grote gebaren te maken. Vlak voor de opnames had ik een jaar lang op het podium gestaan als Rain Man…’

Een autist kon u dus al spelen.
‘Ja, maar dat is een ander soort autist, met allerlei tics en zo. Geschikt voor op een podium, maar dit moest veel subtieler zijn.’

Vormde dat masker geen belemmering bij het acteren?
‘Omdat we veel hadden geoefend, viel dat wel mee. Het masker aanbrengen was veel erger. De eerste keer duurde het zeven uur voor ik helemaal geschminkt was. Niet te doen. Ik zei: dit kan alleen doorgaan als we het terugbrengen tot vier uur. Het werden er vijf.’

Dagelijks?
‘Ja. Veertig dagen aan een stuk .’

Kreeg u wel nachtrust?
‘Drie uur per nacht of zo. Na de opnames was ik helemaal gesloopt. Als ze hadden gezegd: het moet nog een keer over, had ik mezelf voor m’n kop geschoten. Dat nooit meer.’

Meer over deze film