De nieuwe film van Hany Abu-Assad vertelt het verhaal van de jonge Palestijn Omar, die wordt gedwongen als informant voor Israël te werken. ‘Ik wilde weer een verhaal uit de realiteit vertellen.’

Het is zo jammer. Ik heb 25 jaar in Nederland gewoond en ineens was ik weg. Het doet me nu pijn om Nederlands te spreken, omdat ik merk dat ik de taal begin te vergeten. Een taal waar ik 25 jaar in heb geïnvesteerd. Zonde, zonde.’

Dat is het eerste wat de Palestijnse regisseur Hany Abu-Assad zegt als ik hem afgelopen mei op het filmfestival van Cannes tref om over zijn nieuwe film Omar te praten. Terug wil hij overigens niet. ‘Ik kan er niet meer wonen. Het weer in Nederland is te onbegrijpelijk voor mij. Ik heb de zon nodig.’

Hany Abu-Assad (Nazareth, 1961) komt op zijn negentiende naar Nederland, waar hij in Haarlem vliegtuigtechniek studeert. Hij werkt ook nog even als vliegtuigkundig ingenieur, maar richt zich vanaf 1990 op films en documentaires . In 2002 maakt hij voor de vpro de documentaire Ford Transit, die de VPRO uiteindelijk niet uitzendt, omdat Abu-Assad scènes had laten naspelen door acteurs zonder dat te melden.

In 2005 maakt Abu-Assad de speelfilm Paradise Now, over twee Palestijnse vrienden die zich voorbereiden op een zelfmoordaanslag. De film wint in 2006 een Golden Globe en wordt genomineerd voor een Oscar. Na de internationale doorbraak vertrekt Abu-Assad naar Los Angeles, waar hij na jaren ploeteren de matige actiethriller The Courier (2012) maakt.



Omar is een terugkeer naar zijn Palestijnse wortels en ook een terugkeer naar het niveau van Paradise Now. De film vertelt het verhaal van de jonge Omar, die na een aanslag op een Israëlische agent wordt opgepakt en gedwongen wordt als informant te werken.

Met welke emotie is Omar gemaakt?
Hany Abu-Assad: ‘Om de waarheid te zeggen: ik wist dat ik in Amerika een slechte film zou maken. Want alle films in Amerika zijn gebaseerd op fictieve personages. Als je in Amerika een film over de realiteit wilt maken, krijg je geen financiering. Na The Courier wilde ik weer een verhaal uit de realiteit vertellen. Mijn realiteit. En dus keerde ik terug naar Palestina. Omar kwam dus eigenlijk voort uit frustratie, de frustratie dat ik in Amerika geen goede film kon maken.’

Wat we in Omar zien is de realiteit?
‘De meeste verhalen zijn echt gebeurd. Er zijn wel kleine elementen die niet waar zijn. Zo zal de man die een gevangen Palestijn tot een bekentenis probeert te verleiden, nooit de zelfde zijn die hem later buiten de gevangenis ook begeleidt. Maar dramatisch was het voor mij beter daar één persoon van te maken.'

Omar wordt gemarteld in de gevangenis . Is dat ook de realiteit?
‘Grappig genoeg was er onlangs nog een reportage van de Israëlische televisie over martelingen in Israëlische gevangenissen. Ik had het ook al gelezen in rapporten van mensenrechtenorganisaties, maar nu ook de Israëlische televisie het zegt, voel ik me extra gesterkt.’

De film is opgenomen op locatie?
‘Alles, behalve de scènes in de gevangenis.'

De scènes bij de afscheidingsmuur ook?
‘Jazeker. Maar daar we hebben een beetje vals gespeeld. Als Omar over de muur gaat, hebben we dat ergens anders opgenomen.’

Ik vroeg me al af of dat niet te gevaarlijk werd.
(lacht) ‘Nee, dat durfden we niet aan. Dat was ook de afspraak met de militairen. We mochten klimmen tot een meter of vier. Als we over de muur heen zouden gaan, zouden we er afgeschoten kunnen worden.’



Er was voor de opnamen van Omar – anders dan destijds bij Paradise Now – toestemming van de Israeli’s?
‘Ja. Deze keer wel. Ik denk dat ze wijzer zijn geworden, want als ze ons hadden verboden te filmen, hadden we dat overal verteld. Waardoor ze in een kwaad daglicht waren komen te staan. Nee, ze zijn absoluut slimmer geworden. Haha.’

De jongen die Omar speelt, Adam Bakri, wat een atleet is dat. Hij blijft maar klimmen, rennen en springen. Was dat niet gevaarlijk?
‘Hij is ook een keer echt gevallen. Dat fragment zit in de film. Toen dat gebeurde, wilde ik gelijk naar hem toe, maar de cameraman hield me tegen. “Niet doen, dat is echt! Dat is goed voor de film!”, riep hij. Gelukkig had Adam niks gebroken, maar hij heeft er nog wel steeds last van. Zes maanden later.’

Er valt ook een agent van de Israëlische politie . Was dat ook echt?
(lacht) ‘Jajaja.’ En die viel hard… ‘Die heeft zijn enkel gebroken! Ik doe een beetje lacherig, maar dat is niet om hem. Dat is omdat je in Amerikaanse actiefilms nooit eens iemand ziet vallen, terwijl dat toch echt gebeurt als je achter iemand aan rent.’

Wordt Omar een controversiële film?
‘Ik denk het niet. Ik geloof ook niet dat ik ooit een controversiële film heb gemaakt.’

Ook Paradise Now niet ?
‘Waarom zou dat een controversiële film zijn?’

Omdat het een politiek gevoelig onderwerp was.
‘Het antwoord is: omdat ik een Palestijn ben, en als Palestijn ben je al een controverse.’

Maar dat is toch ook zo? Of je het wilt of niet. Het duurde ook heel lang voordat mensen doorhadden dat Spike Lee geen ‘zwarte’ films maakt, maar gewoon films. Omar speelt zich af op de Westelijke Jordaanoever, heeft een politiek onderwerp, en dan dreigt al snel de controverse.
‘Ik hoop het niet. Ik hoop echt dat dit niet als politiek pamflet wordt gezien, maar als een gewone film. Want uiteindelijk vertel ik een verhaal dat zich ook in Nederland had kunnen afspelen. Of in China. Want het gaat over mensen. En ja, het is een zwaar onderwerp, maar ook onderhoudend. Want waarom zou je een serieus onderwerp saai moeten behandelen? Omar is ook grappig en spannend. Je gaat mee met de emoties .’



Wat dat grappig betreft, want de film is af en toe heel grappig, hoe bewust heeft u dat in de film gestopt?
‘Bewust en onbewust. Ik houd van humor. Ik houd van lachen. Ook in sombere situaties. Wanneer je bijvoorbeeld wordt aangehouden door de politie voor iets dat je niet gedaan hebt, kan je je natuurlijk gaan opfokken, maar je kunt ook grapjes gaan maken. Het leven wordt verdraaglijker als je er de humor van inziet. Want het leven is zwaar, maar ook grappig. Diepzinnig, maar ook plat. En ik houd van films die het leven beschrijven.’