Vorige week verscheen de film Page One: A Year Inside The New York Times op dvd. De Amerikaanse documentairemaker Andrew Rossi kreeg als eerste filmmaker toegang tot het gebouw van The New York Times, waar hij een jaar lang de mediaredactie observeerde. We spraken Rossi tijdens het IDFA.

Andrew Rossi: ‘Begin 2009 leek het effect van de crisis op de kranten en geprinte media een kookpunt te bereiken. The New York Times kampte met financiële problemen. Dit leek mij het perfecte moment om nu eens echt te onderzoeken wat er gebeurt in de verschuiving van geprinte media naar digitale media. En dan op een plek waar de inzet niet hoger kon zijn. Dus besloot ik de mediaredactie te volgen, omdat daar de veranderingen in de nieuwsindustrie worden verslagen die door digitalisering teweeg zijn gebracht.’

Wat waren uw verwachtingen van tevoren?
‘Mijn doel was om kijkers een blik vanaf de eerste rij te geven op de journalistiek die wordt bedreven bij de Times. Ik wist niet wat de uitkomst zou zijn, of mensen iets zouden zien dat overbodig en archaïsch was, of juist vitaal en belangrijk. Mijn objectief was puur om te observeren.’

Waren er ook dingen die u niet mocht filmen?

‘Het was de eerste keer dat een onafhankelijke filmmaker met een camera zijn gang mocht gaan binnen het gebouw. De film is geen product van de krant. Het is een volledig onafhankelijk project. Het enige waarvan ik beloofde het uit mijn film te laten was elk materiaal dat de vertrouwelijke bronnen van een van de journalisten kon compromitteren. David Carr, journalist bij de mediaredactie, kreeg toegang tot bepaalde korte fragmenten om de vertrouwelijkheid van zijn bronnen te kunnen bewaren. Verder had de Times niet de mogelijkheid om de documentaire te bekijken en te zeggen wat ze wel of niet beviel aan de film.’

Hoe was het in de dagelijkse praktijk om mee te lopen met de redactie?
‘Het valt niet mee om mensen zich op hun gemak te laten voelen en te laten vergeten dat ik daar aanwezig ben. Maar dat is wel mijn taak als documentairefilmmaker. Ik was daar alleen met een camera en ik had geen licht- of geluidscrew bij me. Het was enkel de journalisten en ik. Na verloop van tijd raakten ze gewend aan mijn aanwezigheid. Vooral wanneer ik filmde tijdens rustige, normale momenten die niet zo dramatisch waren. Op die momenten kwamen ze me te beschouwen als een soort fly on the wall en vergaten ze dat ik  daar was.’

U had veel te maken met David Carr, een uitgesproken journalist en schrijver. Hoe was het om met hem te werken?
‘Geweldig. David Carr is een unieke figuur, die de media verslaat voor een van de beste kranten ter wereld, en dat doet op een manier die heel onconventioneel is. Ik vind dat hij  heel gecompliceerde ideeën naar een menselijk en begrijpelijk niveau brengt. Ik wist dat ik ervoor moest zorgen dat ik hem zo min mogelijk in de weg zat, omdat hij zich zorgen maakte dat de camera zijn eigen werk zou belemmeren. Op den duur kreeg hij denk ik wel een gevoel van empathie voor mij, als medejournalist en filmmaker die ook een verhaal probeerde te vertellen.’

Het duurde even voordat The New York Times online ging. Inmiddels is er een betaalde digitale variant van de krant. Heeft de Times zijn zaakjes nu goed voor elkaar?

‘Er bestond aanvankelijk een te rooskleurig beeld. Veel uitgeverijen, inclusief de Times, geloofden niet dat het internet ooit zou kunnen rivaliseren met de verbondenheid die lezers hebben met de papieren krant – de mogelijkheid om een papieren krant op te pakken, de inkt op je handen te voelen en al bladerend naar pagina 14 allerlei boeiende artikelen tegen te komen. Die romantische visie was zo sterk dat men zich niet kon voorstellen dat het internet ooit een plek zou kunnen zijn waar mensen hun nieuws zouden zoeken – zeker niet tegen betaling. Dus in plaats daarvan werd internet gebruikt als een aanvulling om het merk te verstevigen, en voor de internationale markt. Intussen is het duidelijk dat jongere lezers niets geven om een gedrukte krant, of die krant liever op hun tablet, smartphone of laptop lezen. Om hun inkomstenstroom enigszins te behouden is de Times zoals vele andere kranten online gegaan. Op dit moment zijn de inkomsten daarvan nog niet zo groot. Niemand kan met zekerheid zeggen hoe de toekomst zal lopen, maar ik gok dat de papieren krant over twintig, dertig jaar, niet meer zal bestaan.’