In The Boat That Rocked is Bill Nighy kapitein en zenderbaas van piratenzenderschip Radio Rock. Met als dj’s onder anderen Philip Seymour Hoffman en Rhys Ifans. Nighy: ‘Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven auditie moeten doen en het is verschrikkelijk, vernederend, verpletterend.’

Maandagavond 23 maart zag het Londense Leicester Square eruit als een 45- toerenplaat. Vanuit de lucht gezien dan. En boven op die overmaatse single dansten go go-meisjes. Dat alles ter gelegenheid van de wereldpremière van The Boat That Rocked, de nieuwe komedie van Richard Curtis (Blackadder, Four Weddings and a Funeral, Love Actually).

Ook Paul McCartney was bij de première aanwezig, en dat was pikant, want hoewel The Boat That Rocked een ode is aan de popmuziek van de jaren zestig, is er in de film geen enkel nummer van The Beatles te horen (iets met rechten en contracten). Wel 62 andere nummers, van The Kinks en Procul Harum , tot The Rolling Stones en The Turtles.

Het verhaal, voor zover er sprake is van een verhaal, speelt zich voornamelijk af op een boot, de boot van piratenzender Radio Rock. Kapitein van die boot en baas van Radio Rock is de prettig gestoorde Quentin (geen achternaam, niemand op de boot heeft een achternaam). Het is aan hem de diverse dj’s in toom te houden. Dj’s die worden gespeeld door onder anderen Philip Seymour Hoffman, Rhys Ifans en Nick Frost. Quentin wordt gespeeld door Bill Nighy.

De sympathieke Nighy (1949), dunnend haar , grote zwarte hoornen bril, legt de ochtend na de wereldpremière in het luxe Dorchester hotel uit waarom hij zich liet strikken voor de rol van Quentin. ‘Ik had al twee keer eerder met Richard Curtis samengewerkt en dat was twee keer heel prettig, dus toen hij mij belde met de mededeling dat hij een rol voor mij had, zei ik meteen ja. Nog voordat ik het script had gelezen.’

Dat Nighy een zwak voor Curtis heeft is begrijpelijk. Nighy speelde zijn hele leven in betrekkelijk kleine rollen en producties, totdat hij in 2003 internationaal doorbrak met zijn rol als ouwe rocker in Curtis’ Love Actually. Sindsdien is hij in de een na de andere hit te zien geweest; waaronder The Constant Gardener, Notes on a Scandal, en Pirates of the Caribbean 2 en 3.

The Boat That Rocked speelt zich af in 1966, u was toen 16 jaar oud. Wat kunt u zich van de piratenzenders herinneren?
‘Het was een genot, want tot die tijd kon je die muziek niet horen. De BBC draaide iedere week drie kwartier ‘lichte muziek ’ op de radio, maar ze draaiden altijd net de verkeerde platen. Er was wel Radio Luxemburg, maar de ontvangst was zo slecht in Engeland dat je alleen maar flarden van een nummer kon horen. Om gek van te worden. De boten van de piratenzenders lagen dichterbij, en eindelijk kon je de nummers in zijn geheel horen. Het was een bonanza.’

Er is veel talent op de boot. Hadden jullie geen last van opspelende ego’s?
‘Nee. Ik snap wat je bedoelt, want als je ons allemaal in een computer zou invoeren zou de optelsom een ramp hebben moeten betekenen. Maar er was geen ellebogenwerk om voor de camera te komen, geen careerism. Het bleef allemaal heel stijlvol. Wat pleit voor de acteurs, maar ook voor regisseur Curtis, die voor een heel ontspannen atmosfeer zorgde.’

Hoe?
‘Door zelf het goede voorbeeld te geven. Ik ken niemand als Curtis. Een heel bijzondere man. Discreet, beetje gereserveerd, en in zekere mate verlegen. Maar een man met principes en eindeloos hoffelijk, wat voor mij hetzelfde is als professionalisme. Je hebt regisseurs die menen te moeten schreeuwen op de set, wat voor mij het beste bewijs is van amateurisme. Al denken ze zelf vaak dat het een bewijs is van genialiteit.’

De scènes op de boot werken heel aanstekelijk. Het ziet eruit alsof het een heel prettige shoot was. Wat is uw favoriete herinnering aan de opnamen?
‘De dag dat we met zijn allen moesten dansen. Het werd toen een soort Elvis Presley- film. Overal op het dek dansten acteurs op Dancing in the Street van Martha and the Vandellas. De zee was kalm, de zon scheen, en ik herinner me nog hoe Philip Seymour Hoffman, die daarvoor in een handvol tamelijk serieuze films had gespeeld, op het poop deck stond te rocken alsof zijn leven er vanaf hing. Hij zag eruit als de gelukkigste man op aarde. Dat was zo’n dag waarop je denkt, dit is de reden waarom ik ooit besloot acteur te worden. Je dobbert op het water, luistert naar fantastische muziek, en je wordt betaald om een potje te gaan dansen.’

Muziek is belangrijk voor u?
‘Op het obsessieve af. Ik zit vaak in trailers en hotelkamers en muziek bepaalt mijn omgeving. Het is zelfs zo dat ik iedere trailer inzegen met een vast nummer.

Welk nummer?
‘100 Years Ago, de tweede song op het album Goats Head Soup van The Rolling Stones.’

Succes als acteur kwam vrij laat voor u. Wat is het beste van dat succes?
‘Dat ik geen auditie meer hoef te doen. Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven auditie moeten doen en het is verschrikkelijk, vernederend, verpletterend, laat daar geen misverstand over bestaan. En als je een vingernagel macht hebt, hoef je geen auditie meer te doen .’

U bent ooit, op aandringen van een vriendinnetje, begonnen met acteren, dat was bijna veertig jaar geleden. Zou u zich inmiddels een leven zonder acteren kunnen voorstellen?
‘Even denken… Ja, ik denk het wel. Ik kan namelijk heel goed niets doen. Maar waarschijnlijk ben ik verslaafd aan acteren. Ik zou de adrenaline missen, de angst.’

Angst? Ook nu nog, na al die jaren?
‘Geloof me, ik kan enorm veel negativiteit over mijzelf genereren. Tijdens elke film creëer ik een parallel universum waarin ik ontslagen word. Dat iemand op mijn schouder tikt en zegt: “Sorry Bill, het is je niet gelukt deze keer.” Ik heb namelijk geen methode in wat ik doe. Ik doe maar wat. Dat geldt overigens voor wel meer acteurs, dat de beste dingen gebeuren op momenten die je zelf niet eens door hebt. Wat je doet en wat je ziet zijn namelijk twee totaal verschillende dingen. Daarom kijk ik ook niet graag naar mezelf. Het komt altijd als een schok.’

Was u ooit tevreden over wat u had gedaan?
‘Nee. De ervaring met naar mezelf kijken is altijd onplezierig.’

Waarom, ik kijk altijd met veel plezier naar u…
‘Ik kan alleen maar zeggen: stel jezelf in mijn situatie voor. Ik weet niet hoe jij jezelf ziet, maar het is niet natuurlijk om naar jezelf te kijken! Ik herinner me nog de eerste keer dat ik mezelf terug zag. Ik was 24 toen en speelde ‘derde bankrover’ in de politieserie Softly Softly. Niemand had me verteld wat me te wachten stond en ik was ontdaan. Ik werd misselijk van mezelf . Ik had een hekel aan hoe ik er uit zag, vond het verschrikkelijk hoe ik sprak , en ik haatte hoe ik acteerde. Ik heb de hele nacht door Liverpool gelopen, want ik was daar toen, met het idee: ik ga emigreren.’

Maar u heeft nooit gedacht, ik stop met acteren?
‘O jawel. Ik was ervan overtuigd dat ik wat anders moest zoeken. De schaamte duurde weken, en ik heb nadien nog heel vaak afscheid genomen van acteren.’

Waarom bent u dan toch blijven acteren?
‘Acteren is als kinderen krijgen. Na verloop van tijd vergeet je de pijn.’