Hij vroeg om een arbeider en kreeg een heel gezin. Als een van de weinige Westerse documentairemakers kreeg Pieter Fleury toestemming om in communistische heilstaat Noord-Korea te filmen. Fleury: 'Je denkt de hele tijd, is dat wat ik zie nu echt of niet.'

Moeder en dochter lopen naar school en zingen samen een kinderliedje: 'Klein boompje, klein boompje, waarom huil je zo? Onze leraar zal het zeggen. Hij komt voor ons zorgen. Ons machtige volksleger dat hemel en aarde doet schudden...' Het meisje valt even stil en wordt door de moeder aangespoord verder te zingen. Waarop het kindje blijmoedig: 'De monsterlijke Amerikanen zitten geknield. Ze smeken om genade.'

Welkom in Noord-Korea.

Voor Noord-Korea: een dag uit het leven kreeg documentaire-maker Pieter Fleury na veel aandringen toestemming om een dag uit het leven van het gezin Hong Sun Hui te filmen. Hij had gevraagd om een arbeider, maar de Noord-Koreaanse autoriteiten kozen voor hem een heel gezin uit.

Compleet met in de Koreaanse Oorlog gedecoreerde opa, in textielfabriek werkende moeder, en een jongere broer die Engelse les volgt. En natuurlijk het dochtertje, aan wie op school wordt verteld dat ze de liefde van de Grote Generaal Kim Jong Il nodig heeft om te kunnen groeien.

De bijna 50 minuten durende film heeft geen commentaarstem, en heeft die ook niet nodig, want de meeste beelden (prachtig gefotografeerd door cameraman Sander Snoep) spreken voor zich. Van de juffen op school, bijvoorbeeld, die in de pauze de verplichte verhaaltjes over de Grote Leider op elkaar oefenen, om zo tot de meest overtuigende (=best indoctrinerende) versie te komen. Of van een werkneemster in de textielfabriek die zichzelf tegenover de leiding beschuldigt omdat ze niet hard genoeg gewerkt heeft. Ze schaamt zich omdat ze de kameraden in de steek heeft gelaten en zweert dat ze haar leven zal beteren. Het is duidelijk: In Noord-Korea is men nog ouderwets communistisch.

Toch zou Fleury het jammer vinden als de kijker alleen deze boodschap zou meenemen na het zien van zijn documentaire.

Fleury: 'Onze maatschappij is natuurlijk veel vrijer, en ik weet dat er in Noord-Korea een groot, heel groot gebied is dat doodeng is, maar er is ook een klein gebied dat veel warmer is dan in Nederland. Er is daar tussen mensen onderling een solidariteit, een soort lotsverbondenheid die ik hier zelden zie. Neem die vrouwen in de textielfabriek , hoe ze tussen de middag samen sporten en elkaar de rug masseren. Het klinkt misschien naïef, maar ik voel daar een onderlinge vriendschap die ik in Nederland niet voel.

'Dat wil niet zeggen dat ik daar zou willen leven. Als je de landen op dat niveau wilt vergelijken heb je gelijk gewonnen. Maar eigenlijk doet dat niet ter zake. Het gaat erom of wij in de positie zijn te bepalen dat wat er hier in het Westen gebeurt zo veel beter is.

'Voor mij is het mechanisme waarmee in het Westen mensen worden aangezet tot het kopen van producten niet wezenlijk anders dan de manier waarop in Noord-Korea alles er op gericht is de bevolking te laten houden van één man. Het heeft alles te maken met een constante herhaling. En het gekke is, zoals hier niet iedereen zal vinden dat hij slaaf is van het consumentisme, vindt ook niet iedere Noord- Koreaan dat hij leeft in een dictatuur. Een deel gelooft echt in de Grote Leider en zijn ideeën.'

Die blijmoedige acceptatie van de onderdrukker werd destijds door velen ook in de Sovjet-Unie en de DDR waargenomen, toch bleek de verborgen weerstand onder de bevolking groter dan gedacht. Maar van verzet in Noord-Korea heeft Fleury niets gezien.

'Dat betekent niet dat er geen verzet is, want waar zijn die werkkampen anders voor. Maar ik heb die mensen niet gesproken, en ze zouden ook wel gek zijn om naar mij toe te komen. Ze weten immers niet wat mijn agenda is. Ik ben nu drie keer in Noord-Korea geweest. Een keer een week ter voorbereiding. Daarna twaalf dagen, waarin de film is opgenomen. En later, toen de film af was, nog een keer vier dagen om hem aan verschillende mensen en instanties te laten zien. In al die tijd heeft niemand mij op straat durven aanspreken. Zelfs niet als de tolk naast me liep.'

Begrijpelijk, want het was meestal niet alleen de tolk die Fleury vergezelde. De hele tijd volgden twee mannetjes van het staatsfilmbureau de maker als een schaduw. Zonder toestemming filmen was er niet bij. 'Als ik wilde afwijken van het plan, moest ik dat altijd eerst indienen bij een van mijn twee begeleiders. Dat gaat ongeveer zo. Ik vraag of ik op de markt kan filmen. Men reageert geschrokken, want hoe weet ik dat nou. Een markt is immers een kapitalistisch iets en dat zou niet mogen bestaan in Noord-Korea. Ik zeg dat ik gelezen heb dat er in Pyongyang een markt is en ik die graag zou bezoeken. Als ontkennen geen zin meer heeft zeggen ze: We zullen het proberen. Twee dagen later vraag je of het gelukt is. In het gunstigste geval krijg je een direct antwoord als Niet vrij voor journalisten (zoals de markt), anders wordt je afgescheept met iets als Sorry, geen tijd.'

Pas bij de derde reis, nadat de autoriteiten zijn film gezien en goedgekeurd hadden, mocht Fleury even zonder begeleiders de straat op. 'Dat was een heel merkwaardige ervaring. Mij bekroop een gevoel van gelukzaligheid. Dat ik daar zo maar in mijn eentje mocht rondlopen! Later in het hotel dacht ik: Ben ik nou helemaal gek geworden? Zijn mijn normen nu al zo opgeschoven dat ik blij ben als ik in mijn eentje over straat mag lopen?'

Stukjes uit de documentaire, aangevuld met beelden die niet in de film zitten, werden begin 2004 in een drieluik uitgezonden in het NOS Journaal. Het was een uit financiële nood geboren keuze. Fleury financierde de film zelf en dat kon alleen als hij van te voren wist dat hij een deel van de financiering zou terugverdienen door verkoop aan het Journaal en aan VPRO's Tegenlicht.

In tegenstelling tot de film voorzag de maker de beelden in het Journaal wel van commentaar. 'Een journaal heeft een heel ander kader dan een documentaire. In mijn film kunnen de beelden een grotere lengte hebben, zodat ze hun eigen verhaal kunnen vertellen. Met commentaar zou ik te veel sturen. Maar een item in het Journaal is veel korter, daar moet je wel tekst gebruiken.'

In het item over de Noord-Koreaanse economie vraagt Fleury zich af - als hij laat zien hoe iemand op één dag boodschappen doet voor eenderde van het gemiddelde maandloon - of we hier te maken hebben met koopkrachtige burgers of figuranten van het Noord-Koreaanse Filmbureau. Ook de leden van de familie Hong Sun Hui lijken soms te mooi om waar te zijn. Zo is de textielarbeidster om te beginnen opvallend mooi.

Fleury: 'Ja, dat vind ik ook, ja. Je denkt de hele tijd, is dat wat ik zie nu echt of niet. Is ze misschien toch een actrice. Zelfs tot in de montage heb ik daar nog aan getwijfeld. Uiteindelijk ben ik er toch van overtuigd geraakt dat het echt is. Liefde kan je niet spelen. Zoals het meisje van haar opa houdt, de moeder van dat kind, zoiets verzin je niet. Daar komt nog bij dat toen ik terug ging om ze de film te laten zien, ik een echte familie zag, geheel en ontspannen. Wel uitgekozen voor mij, maar niet fake.