De Amerikaanse filmmaker Marshall Curry zag in de 32-jarige Yale-student Cory Booker de toekomstige president van de Verenigde Staten. Dat was ook zijn sterkste argument om Booker zo ver te krijgen hem in 2002 te mogen volgen bij diens eerste echte politieke horde, de strijd om het burgemeesterschap van de Amerikaanse stad Newark. 'Hoe goed zou het zijn als we de allereerste politieke campagne van Booker op film hadden? Het zou een historisch document zijn. Goed voor hem... en goed voor mij.' Dat niet alles volgens plan verliep is te zien in Street Fight, Curry's spannende verslag van die 'historische' campagne.

  • Waarom zouden de mensen tijdens het IDFA naar uw film moeten komen kijken?'Op het eerste gezicht gaat Street Fight over een lokale verkiezing in de Verenigde Staten, maar de film gaat natuurlijk over iedere democratie, waar ook ter wereld. Politiek is een smerig spel, zoals Booker ontdekt. En hij staat voor de keus: zelf ook vuile handen maken, of zich laten wegdrukken door de ervaren en zittende burgemeester Sharpe James, die nergens voor terugschrikt.
    Booker wordt zwart gemaakt, geïntimideerd, en ook ik voelde me tijdens de opnamen regelmatig onveilig. Dat duurde zelfs tot na de film af was. Ik woon zelf in Brooklyn, en de avond dat de film op televisie werd uitgezonden, heb ik het bedje van onze baby voor het raam weggeschoven. Voor het geval iemand een steen naar binnen zou gooien. Wat overigens niet gebeurde. Van Newark helemaal naar Brooklyn, zover reikt de arm van James blijkbaar niet.'
  • Wat heeft u tijdens het IDFA gezien of wilt u zeker gaan bekijken?Ik zag gisteravond Smiling in a Warzone. Dat gaat over een deprimerende kwestie, de ellende in Afghanistan, maar doet dat op een opbeurende manier. Dat heeft me erg aangegrepen. Begrijp me goed, een film kan een deprimerende kwestie ook heel goed deprimerend in beeld brengen, zoals Hubert Sauper deed in Darwin's Nightmare, maar ik zou zo'n film niet kunnen maken.'
  • Wie zijn uw helden /voorbeelden?'De vérité-makers. Maysles, Pennebaker. Ik kwam Pennebaker laatst tegen op het Full Frame Festival in North Carolina en vertelde hem dat ik Street Fight nooit had kunnen maken zonder diens War Room, waarin we een blik achter de schermen van de Clinton-campagne krijgen. Bleek dat hij en zijn vrouw Chris Hegedus het al over mijn film gehad hadden en hem ook mooi vonden. Dat betekende heel veel voor me.
    Op een heel ander niveau is ook de jaren zestig- activist Abbie Hoffmann een held. Hij liet zien dat je politiek ook met humor kan bedrijven. En natuurlijk Martin Luther King. Als ik me als kind moest verkleden, ging ik steevast als dominee King. Hij zei dat je in de politiek zo scherp als een slang moest zijn, en toch zo zachtaardig als een duif. Volgens mij zou dat de definitie van iedere politieke filmmaker moeten zijn.'
  • Werkt u al aan nieuwe projecten?'Ik ben bezig met een film over een echtpaar dat tien kinderen heeft. Zes van de tien zijn geadopteerd. Uit alle mogelijke etnische groeperingen. Als een soort experiment dat moest bewijzen dat we allemaal met elkaar kunnen samenleven. De moeder is na al die jaren - de tien zijn inmiddels allemaal volwassen - wat minder idealistisch. Ze vertelde me dat ze met de tien inderdaad een aardige dwarsdoorsnede van de maatschappij in huis had. Ze had alles van 'Yale to jail'.
  • Voor wat maakt u over 5, 10 jaar films: de bioscoop, de televisie of het internet?'Ik denk niet dat er over tien jaar veel verschil zal zijn tussen televisie en het internet. De cinema zal altijd een speciale plek blijven, de enige plek waar je samen met onbekenden naar iets gaat kijken. Technisch hou je toch wel rekening met de verschillende media. In een bioscoop kan je een verhaal wat rustiger opbouwen. Het tempo kan lager. Op televisie moet je de hele tijd met je publiek in de slag en ze overtuigen van het feit dat ze niet moeten wegzappen, dat ze naar jouw film moeten blijven kijken.'

    Street Fight is nog te zien op 2 december, 16. 45 uur, City 2.