De Oostenrijker Ulrich Seidl (geb. 1952) geeft in zijn films blijk van een nogal sombere kijk op het mensdom; hij toont bij voorkeur de even bizarre als tragische onvolkomenheden van zijn landgenoten, de inktzwarte schaduwzijden van de (Oostenrijkse) 'samenleving'. Dit jaar is hij eregast op het IDFA. De VPRO Gids kreeg Seidl telefonisch te spreken in Berlijn, waar hij werkt aan een toneelopvoering.

Ulrich Seidl: 'Ja, ik wilde iets nieuws uitproberen. Ik heb na lang aarzelen een eervol aanbod van intendant Frank Castorf aanvaard om een stuk te ensceneren aan de Volksbühne Berlin. Ik ben benieuwd, want eerlijk gezegd heb ik toneel altijd nogal saai gevonden. Het stuk heeft overigens nog geen titel. Nee, theater is echt heel anders dan filmen. Op het toneel werk je bijna altijd met uitgeschreven teksten, terwijl in mijn films de tekst, de dialogen pas op het laatst tot stand komen.'

Maar Hundstage is toch een speelfilm, met een draaiboek?
'Ja, er was wel een scenario, maar de dialogen waren niet uitgeschreven; die zijn allemaal tijdens de opnamen geïmproviseerd. En dat is aardig gelukt, dacht ik. Bij professionele acteurs zou ik wel met uitgeschreven tekst kunnen werken, maar in deze film zaten veel amateurs en die moet je niet vastpinnen op tekst, dat maakt ze onvrij en onecht. Nu was er veel meer speelruimte, en dat heeft goed uitgepakt.'

Hundstage is uw grootste succes geworden. U dacht, nu kan ik beter iets heel anders gaan doen?
'Dat klopt wel een beetje. Ik was wel met een nieuw filmproject bezig, maar toevallig kreeg ik toen het aanbod om een kleine tvfilm, Jesus, Du weißt te maken [waarin zes gelovigen in hun gebeden blijk geven van een intieme relatie met Jezus - red.]. Die film is echter uitgegroeid tot een echte, lange documentaire.'

Anders dan bij uw vorige films, beperkt u zich in Jesus, Du weißt tot registreren. Bovendien is hij opgedragen aan uw ouders.
'Wat mij betreft ziet de film er niet anders uit, maar misschien lijkt het van wel. Die Jezus-film was een gelukkig toeval; hij kon niet als de opvolger van Hundstage worden gezien en valt daarmee ook niet te vergelijken. Ik ben in een streng katholiek gezin en in internaten opgegroeid, en natuurlijk heeft dat mij gevormd. Mijn ouders wilden dat ik priester werd, maar ik heb mij sterk verzet; tegen mijn ouders, milieu, de godsdienst, de hele maatschappij. Ik kom uit een klein dorp in Oostenrijk en rebelleerde hevig tegen de autoritaire samenleving van toen. Maar je kunt je afkomst niet verloochenen. Het thema godsdienst is weer teruggekeerd in mijn werk.'

Voelt u zich soms verwant met Thomas Bernhard?
'Ja, maar dat heeft niet zo zeer met milieu en opvoeding te maken. Bernhard heeft in zijn boeken het "ware Oostenrijk" kaltgestellt, in al z 'n verschrikkingen, maar ook met de nodige humor. Dat spreekt me zeer aan. Ik probeer de zaken ook grondig uit te zoeken, hoe afschuwelijk ook, maar wel met humor om het wat draaglijker te maken.'

Aan sommige kijkers gaat die humor in uw films voorbij.
'Ze vinden misschien dat er te weinig te lachen valt. Ik probeer heus een balans te vinden tussen tragiek en komedie. Maar er zijn ook kijkers die zich storen aan het feit dat anderen moeten lachen bij mijn films, en zij niet. Dat hoort niet, volgens hen. Maar mensen lachen natuurlijk ook als afweerreactie, wanneer iets pijnlijks te dichtbij komt. Of uit onvermogen, waaruit de lach hen dan bevrijdt.'

U bent een misantroop, in elk geval in uw films?
'Neenee, dat denk ik toch niet. Het is ook zeker geen voorwaarde om films te maken. Maar wel vinden sommigen tegenwoordig dat je vooral voor iedereen lief moet zijn, en van de hele wereld moet houden. En zo werkt het bij mij niet.'

U zegt liever: Zie de mens! Maak je maar geen illusies, hij verliest het altijd.
'Natuurlijk, dat is juist. Het leven is nu eenmaal gedoemd te mislukken.'

U hamert er steeds weer op. Sommigen kunnen daar niet goed tegen.
'Ja, de meeste mensen blijven bij hun Zweckoptimismus, gewoon, om te overleven. Die willen de ellende niet zien, omdat ze bang zijn hun houvast te verliezen of depressief te worden. Maar ja, als je je in de mens gaat verdiepen moet je constateren dat hij zelf steeds z'n eigen hel weet te scheppen.'

U wilt met uw films dus geen medelijden of identificatie oproepen?
'Zeker geen medelijden. Identificatie wel, in die zin dat kijkers zich niet kunnen losmaken van wat er in mijn films gebeurt. Ze moeten niet kunnen zeggen: met die wereld heb ik niks te maken. Nee, ze maken er wel degelijk deel van uit. De film moet hen in verwarring brengen, irriteren desnoods. Kijk, toen ik op de filmacademie zat werden er films gemaakt voor allerlei randgroepen. Maar die werden dan bekeken door mensen die er juist niets mee hadden uit te staan, die zeiden dan: goed gedaan, de maker heeft gelijk! Maar dan verandert er niks. Aan mijn films moet je je kunnen ergeren, erover discussiëren, ruzie maken.'

Is uw werkwijze in de loop der tijd radicaler geworden, getuige Hundstage?
'Nee, ik vind Hundstage niet radicaler dan bijvoorbeeld Tierische Liebe.Veranderd is wel de ontvangst van mijn films. Jarenlang werd ik niet geaccepteerd en gewaardeerd, maar Hundstage was een bioscoopsucces. Met Michael Haneke hoor ik nu opeens bij de belangrijkste filmregisseurs van het land.'

Hoe verklaart u dat?
'Hundstage won een prijs in Venetië. En Oostenrijk is een nationalistische sportnatie, dus opeens was het: goed gedaan, Seidl. Misschien is die plotselinge waardering wel een beetje overtrokken. Hoe dan ook, de film is een spiegel van onze tijd, en dat is in Oostenrijk en daarbuiten ook opgepikt.'

Het verschil tussen documentaire en speelfilm is niet meer relevant?
'Ik heb nooit "echte" documentaires gemaakt.Tien jaar geleden werd er naar aanleiding van Good News nog gediscussieerd over de vraag of je mocht ensceneren, maar die discussie is vrijwel verstomd. Je kunt er geen duidelijke etiketten meer op plakken.'

Ook niet erbij vertellen: dit is gespeeld, en dit is meer documentair?
[ verongelijkt] 'Wat is dat dan, documentair? Dan moet je met een verborgen camera opnamen maken, dat is documentair. Maar zodra je met een camera verschijnt, grijp je in in de werkelijkheid. Het is raar om dan te doen alsof dat niet zo is . Je filmt, je stelt een vraag, je monteert - allemaal ingrepen. De wereld die ik met filmische middelen schep, díe moet waarachtig zijn en kloppen. In hoeverre ze geënsceneerd is, is van een andere orde. Mij interesseert dat in elk geval niet.'