Qu'est-ce que le cinéma? was de verzamelnaam waaronder vanaf de jaren vijftig essays van de Franse filmcriticus André Bazin werden uitgebracht. Bijna een halve eeuw later stelt het Filmfestival Rotterdam zich dezelfde vraag. De bedoeling is niet om tot een pasklare definitie te komen, maar om te laten zien wat film in deze tijd kán zijn, zegt festivaldirecteur Simon Field.

Het lijkt een beetje een willekeurig festivalthema: What is cinema? Al komt het idee om je af te vragen waar de film op dit moment staat je al wat minder vreemd voor als je Bazins artikelen er nog eens op naslaat. Zo'n vijftig jaar geleden had de Fransman het nog over negentiende-eeuws aandoende kwesties als de relatie tussen film en theater en film en schilderkunst. Sindsdien is het medium, vooral sinds de opkomst van de computer, de videocamera en het internet , natuurlijk radicaal veranderd. Maar toch, waarom komt Rotterdam juist dit jaar met deze vraag?

Field: 'Er waren eigenlijk twee aanleidingen. In de eerste plaats wilden we als festival een balans opmaken van ons programma Exploding Cinema. Eén van de dingen die wij in Rotterdam geloven, en waarmee we ons onderscheiden van de andere grote Europese festivals, is dat je niet alleen speelfilms moet laten zien, maar ook andere vormen van film.'

'Daarom hebben we een aantal jaren terug met Exploding Cinema ons eigen researchlab gecreëerd waarin we kijken naar wat er zich op het grensgebied van de film afspeelt: video-installaties, internetprojecten, muziekvideo's enzovoort. Door de vraag 'What is cinema?' te stellen, wilden we eigenlijk de resultaten van dat onderzoek eens inventariseren en zeggen: dit is wat film tegenwoordig allemaal kan zijn.'

'En in de tweede plaats wilden we de discussie met filmmakers nieuw leven inblazen. Vorig jaar hadden we ook wel talkshows, maar dat was meer entertainment. Deze keer is het de bedoeling dat er echt gedebatteerd gaat worden. Geen zware academische discussies met critici, maar gesprekken tussen filmmakers zelf en publiek over de vraag: waar bevinden we ons als festival en wat zijn nou de belangrijke issues en ontwikkelingen van deze tijd?'

Over die ontwikkelingen, en over de richting waarin de film zich sinds de digitale revolutie beweegt, is Field zelf niet pessimistisch. De digitale revolutie met al haar nieuwe mogelijkheden, variërend van special effects in Star Wars tot kostenverlagingen die onafhankelijke filmmakers in staat stellen met veel lagere budgetten te werken, heeft zelfs tot een soort nieuwe Nouvelle Vague geleid.

'Je ziet dat overal ter wereld jonge mensen nieuwe manieren vinden om te filmen. Net als in de jaren zestig is er veel spontaniteit en creativiteit.' Zelfs een deel van de oudere generatie regisseurs is de laatste jaren weer opgebloeid, constateert Field verheugd. 'Aan de nieuwe films van Rohmer en Godard zie je dat ze gerevitaliseerd worden door de nieuwe techniek. Hetzelfde geldt voor Mike Figgis, die met de computer echt een nieuw speeltje heeft gevonden (Figgis, de maker van oa Leaving Las Vegas, verdeelde bijvoorbeeld in zijn film Timecode het scherm in vier frames, waarin vier simultane verhalen te zien waren - HC).'

Om een beetje orde te scheppen in deze enorme globale verscheidenheid aan richtingen en ideeën, is er een speciaal What is cinema?-programma dat is opgedeeld in een achttal thema's als globalisering, de Aziatische film of de auteursfilm. Elk thema wordt ondersteund door twee of drie films die als inspiratie moeten dienen voor het debat.

Uiteraard komt het What is cinema?-thema daarnaast ook in de rest van het festivalprogramma terug, zegt Field. Neem de regisseurs die dit jaar in de schijnwerpers worden geplaatst in het programma Filmmakers in focus: de Amerikaan Stan Brakhage (een experimentele filmer wiens abstracte werk vaker in het museum dan in de bioscopen te zien is), Inuit-indiaan Zacharias Kunuk en de Joegoslaaf Goran Markovic. Uiteenlopender oeuvres dan die van deze drie zul je niet snel tegenkomen.

Slotvraag aan Field: kun je anno 2002 nog à la Bazin proberen te definiëren wat film is? 'Ik denk dat het lastiger is geworden om zoals hij het terrein van de film af te bakenen. Bazin, Godard en Rohmer konden in hun tijd nog de hele wereldkaart van de film overzien. Als je veel naar de cinematheek ging zoals zij, kon je misschien niet alle films zien die er ooit waren gemaakt, maar je kreeg wel een redelijk overzicht. Bazin probeerde op basis daarvan een theoretische kaart te schetsen, en de filmmakers schiepen met hun werk hun eigen 'filmmakerskaart'. Door de manier waarop de wereld inmiddels is veranderd, door de globalisering, door de nieuwe technieken, is het tegenwoordig veel moeilijker te bevatten wat er allemaal gebeurt. Iederéén heeft daar moeite mee. (lacht) Ook festivaldirecteuren.'