Octavia E. Butler was de eerste zwarte vrouw die sciencefiction schreef. In haar vijftien romans gaat het over genderfluïditeit, klimaatverandering en rassen- en klassenongelijkheid. In Verbonden komt het slavernijverleden aan bod.

Octavia E. Butler (1947-2006) vertelde zelf graag dat ze twaalf jaar oud was toen ze een sciencefictionfilm op televisie zag die ongeveer zo beroerd was als de titel Devil Girl From Mars (1954) al doet vermoeden, en ze zich drie dingen realiseerde.

‘Jemig, ik kan zelf echt wel een beter verhaal schrijven.’ Wat heet: ‘Iederéén zou een beter verhaal kunnen schrijven.’ En, misschien wel het meest verbijsterende besef: iemand had daadwerkelijk betááld gekregen om die suffe bagger te verzinnen!

De rest, suggereerde Butler dan met een glimlach, was geschiedenis.

Een aardig, zelfrelativerend eurekamoment uit de mond van een onvervalste pionier binnen het sciencefictiongenre. De eerste zwarte vrouw die een voet aan de grond kreeg in een wereld waarin spierwitte mannen het rijk lang alleen hadden. Die welbewust niet-witte (hoofd)personages schiep bovendien, en aldus een wegbereider en inspiratiebron was voor auteurs als N.K. Jemisin (1972), Marlon James (1970) en Ta-Nehisi Coates. Voor Colson Whitehead (1969) ook, die met zijn doorbraakroman The Underground Railroad (2016) op z’n minst een béétje op de schouders stond van deze reuzin van de speculatieve fictie, wier werk op zijn beste momenten leest als een kruising tussen Toni Morrison en Ursula K. Le Guin.

Maar wie op zoek is naar de werkelijke startmotor van Butlers schrijverschap, hoeft waarschijnlijk niet verder te kijken dan haar moeder, Octavia M.

Niet voor niets opende de schrijfster haar autobiografische essay ‘Positive Obsession’ uit 1989 met twee veelzeggende flitsscènes. In het eerste lezen we hoe ze Butlers tot dier zesde verhaaltjes voor het slapengaan voorlas, om wanneer ze die echt leuk begon te vinden te zeggen: ‘Hier heb je het boek. Nu zelf verder lezen.’ In het tweede zit de tienjarige Octavia aan de keukentafel zelfverzonnen verhalen in een schrift te schrijven als haar moeder opmerkt: ‘Ik denk dat iedereen iets heeft dat diegene beter kan dan al het andere. Het is aan jou om uit te vinden wat dat “iets” is.’

Afwijzingsbriefjes

Breed had het gezin in Pasadana, Californië het allerminst; zeker niet nadat haar vader op haar zevende overleed. Maar haar moeder zorgde dat ze van jongs af aan een lidmaatschapskaart van de plaatselijke bibliotheek op zak had. (Een ideaal toevluchtsoord voor een dodelijk verlegen meisje dat werd gepest met haar diepe basstem en opvallende lichaamslengte.) Ze nam zoveel mogelijk afgedankte boeken en tijdschriften voor haar mee uit de huizen waar ze als werkster in dienst was. Reageerde Butlers tante Hazel op haar jeugdige schrijversdromen reageerde met een dodelijk ‘Honey… negroes can’t be writers,’ dier zus ondersteunde haar wél van meet af aan.

Op haar tiende kreeg Octavia junior al een heuse typemachine cadeau. Dertien jaar later, in 1970, mocht ze spaargeld bedoeld voor een tandartsbehandeling aanspreken om deel te nemen aan de Clarion Science Fiction Writers Workshop, waar ze na murenvol afwijzingsbriefjes te hebben verzameld zowaar haar eerste twee verhalen verkocht.

Haar debuutroman, Patternmaster, verscheen in 1976. Niet per se het eind van het geploeter (Butler schreef nog lang in de nachtelijke uren, terwijl ze overdag blauweboordenbaantjes had, ondermeer als kwaliteitscontroleur in een chipsfabriek), wel het begin van een rijk en baanbrekend oeuvre.

Een visionair oeuvre zelfs, volgens sommigen.

Want in haar vijftien romans en twee verhalenbundels schreef ze, vaak ver voor de maatschappelijke troepen uit, over kwesties als genderfluïditeit, dreigende milieurampen en rassen- en klassenongelijkheid.   

Broedmachine

Zo is er het briljante korte verhaal ‘Bloodchild’ uit 1984, waarin een humanoïde jongen, Gan, uitlegt waarom hij op het punt staat het nog in een ei gehulde kind van zijn peetmoeder/eigenares in zijn lijf te gaan dragen. Zij, T’gatoi, is namelijk een zogenoemde Tlic, een insectachtig buitenaards wezen op wiens planeet mensen als vluchtelingen zijn beland, en die hen beschermen en verzorgen, Maar in ruil daarvoor moeten ze wel de rol van wandelende broedmachine op zich te nemen, inclusief de in bloederig detail beschreven ‘bevalling’.

Geestig interpretatieverschil: waar velen ‘Bloodchild’ als een slavernijmetafoor lazen, noemde Butler het zelf ‘ mijn zwangere man-verhaal’, met die zogenaamde horrorscène als de beschrijving van een doodgewone keizersnede.  

Of neem Parable of the Sower (1993), waarin de vijftienjarige Lauren Oya Olamina anno 2024 in een omheinde gemeenschap nabij Los Angeles woont, terwijl het land daarbuiten door klimaatverandering, de enorme kloof tussen arm en rijk en de hebzucht van grote bedrijven is verworden tot een levensgevaarlijke Mad Max-woestenij. Wanneer een woedende horde die veilige enclave bestormt, trekt Lauren naar het noorden en begint ze een eigen religie, Earthseed, gebaseerd op het benodigde aanpassingsvermogen van de mens (‘God is Change’) en met als Elon Musk-achtige einddoel een kolonie op een andere planeet.

Ook niet slecht voor Butlers reputatie als zieneres: in het vervolg, Parable of the Talents (1998), doet een aartsconservatieve populist een gooi naar het presidentschap van de VS, met als campagneslogan ‘Help us to make America great again’.

Geen wonder dus dat die laatste roman in eigen land twee jaar geleden plotseling op de bestsellerlijsten terechtkwam.

Schaamte en woede

In Nederland verschijnt nu eindelijk haar bekendste werk Kindred (1979) in vertaling, onder de titel Verbonden. Een boek waarin ze zich nadrukkelijk wél over het slavernijverleden boog, daartoe mede gebracht door, jawel, (haar blik op) het leven van haar moeder.

‘Mijn moeder is in 1914 geboren, en heeft haar vroege jeugd doorgebracht op een suikerplantage in Louisiana,’ vertelde ze in 1991 in het literaire kwartaalblad Callaloo (‘A Journal of African Diaspora Arts and Letters’). ‘Afgaand op haar verhalen was dat niet zo heel ver verwijderd van slavernij. Het enige verschil was dat zij konden vertrekken, wat ze uiteindelijk ook deden.’

Maar minstens zo belangrijk als dat plantageverleden was dat ze als kind had meegemaakt hoe witte werkgevers over haar moeder praatten alsof ze er niet bij was en anderszins behandelden op manieren die haar vervulden van schaamte en woede. Oók woede op haar moeder zelf.

Waarom pikte ze dat allemaal?! vroeg ze zich ziedend af. Ongeveer zoals die medescholier, aanhanger van de Black Power-beweging, die ze ooit hoorde zeggen: ‘Ik zou al die oude mensen die ons zo lang in de weg hebben gezeten wel willen vermoorden. Maar dat gaat niet, want dan zou ik moeten beginnen met mijn eigen ouders.’

Dat alles samen inspireerde Butler in Verbonden tot een meesterlijk gedachte-experiment. 

In de eerste hoofdstukken wordt Dana, een zwarte schrijfster van zesentwintig, plotseling van haar huis in Altadena, Californië halverwege de jaren zeventig naar Maryland anno 1815 getransporteerd, waar ze een roodharig jongetje van de verdrinkingsdood redt voordat ze naar het heden terugkeert. Algauw wordt duidelijk dat dat jongetje haar witte voorvader Rufus Weylin is, en dat ze telkens als zijn leven in gevaar is als een tijdreizende beschermengel ‘opgeroepen’ zal worden.

Tijdens haar verblijven in het verleden moest Dana zich noodgedwongen voordoen als tot slaaf gemaakte op de plantage van Rufus’ vader. De gruwelijkheden daar zien en tot op zekere hoogte accepteren, terwijl ze de zoon ondertussen met wisselend succes op medemenselijker gedachten probeert te brengen.

Zwarte voorouders

Het resultaat biedt indringende passages, van beschrijvingen afstraffingen-met-de-zweep tot kinderen op de plantage die in hun onschuld slavenhandelaartje spelen, terwijl de tijdreispremisse voor luchtiger suspense zorgt én Butler de kans gaf verrassende, soms ironische complicaties te introduceren. (Wanneer Dana’s echtgenoot, de witte  schrijver Kevin, met haar mee terug in de tijd wordt gesleurd, bijvoorbeeld.)

Maar de slimste twist is ongetwijfeld dat Dana zich mede zo goed in haar zwarte voorouders leert verplaatsen, inclusief hun berusten in een verachtelijk systeem, omdat haar leven óók op het spel staat. Wanneer ze zou voorkomen dat Rufus haar betovergrootmoeder tot slaaf maakt en bezwangert, hield ze zelf immers op te bestaan.

Terecht dat Verbonden een voorname rol speelt in Butlers herontdekking, in 2021 uitmondend in de uitgave van het eerste deel van haar verzameld werk in de Library of America. Maar dat, zoals soms gesuggereerd, de erkenning voor haar werk vooral postuum kwam, is overdreven.

Bij leven werd de schrijfster al geëerd met (genre)prijzen als de Hugo Award en de Nebula Award, in 2000 ontving ze een Lifetime Achievement Award van PEN America, en vijf jaar daarvoor al, als eerste sciencefictionauteur, de prestigieuze MacArthur Fellowship, ook wel ‘de genieënbeurs’ genoemd, ter waarde van drie ton.

Het eerste wat ze deed toen dat geld op haar rekening stond: haar moeders hypotheek afbetalen.   

Octavia E. Butler
Verbonden
Oorspronkelijke titel Kindred
Vertaling Ine Willems

 

 

meer boekentips