In aanloop naar de Frankfurter Buchmesse logeerden Niña Weijers, Bregje Hofstede, Lize Spit en Saskia de Coster een maand lang in een villa even buiten Berlijn. Wat levert een verblijf in zo’n schrijversresidentie op?

Nederland en Vlaanderen zijn dit jaar Schwerpunkt op de Frankfurter Buchmesse, de grootste boekenbeurs ter wereld, die deze week begint. Volgens de laatste telling zullen daar 454 Neuerscheinungen worden gepresenteerd: vertalingen van Nederlandstalige boeken en boeken over Nederland en Vlaanderen. Van die berg zijn 306 titels literair van aard, en dat is een record.

Nederlandse en Vlaamse schrijvers doen het goed in Duitsland. Vandaar dat vier jonge(re)representanten van onze letteren werden uitgenodigd om een maand lang te verblijven in het Literarisches Colloquium Berlin. Deze villa aan de Wannsee, ruim twintig kilometer buiten de stad, biedt schrijvers en vertalers de mogelijkheid om in alle rust te werken.

Er zijn veel meer van zulke plekken. Als je als schrijver de behoefte voelt om eens een paar weken achter een ander bureau te zitten, kun je je aanmelden voor een verblijf in een schrijversresidentie. Keus is er genoeg: je kunt bijvoorbeeld resideren in een Frans chateau, een IJslandse vallei of een Mexicaans cowboystadje. Legendarisch is de MacDowell Colony in New Hampshire, die volgend jaar honderd jaar bestaat. Gasten verblijven in blokhutten in het bos en mogen elkaar niet lastigvallen met onaangekondigde bezoekjes. Tegen lunchtijd wordt een picknickmand voor de deur gezet, zodat er ongestoord kan worden doorgetikt. Op YouTube staat een komisch filmpje van Nick Criscuolo, die twee maanden in zo’n hut verbleef en zichzelf dagelijks filmde terwijl hij zijn picknickmand leeg at. Titel: Lunch at MacDowell or 40.000 Calories in 60 Days.

Ook Amsterdam heeft een schrijversresidentie. Het Nederlands Letterenfonds beheert een prachtig appartement aan het Spui waar buitenlandse schrijvers voor in de rij staan. John Green werkte er aan zijn bestseller The Fault in Our Stars, dat zich deels in Amsterdam afspeelt.

Niña Weijers

Bregje Hofstede

grote luxe

Volgens Hanneke Marttin van het Letterenfonds zijn residenties primair bedoeld om schrijvers rust en ruimte te bieden om aan een nieuw boek te kunnen werken. Daarnaast biedt zo’n verblijf de mogelijkheid om een buitenlands publiek te bereiken en een internationaal netwerk op te bouwen.
De vraag is of dat inderdaad gebeurt. Hebben Niña Weijers, Bregje Hofstede, Saskia de Coster en Lize Spit daar aan de Wannsee meters gemaakt?

‘Ik had het voor het eerst in twee jaar iets rustiger,’ vertelt Niña Weijers. ‘Dus voor mij was dit een periode waarin ik op nieuwe gedachten kon komen. Omdat alle dagelijkse rompslomp je op zo’n plek uit handen wordt genomen, lukt dat ook. Dat is echt een grote luxe. Ik heb wel aan mijn boek gewerkt, maar ik heb ook veel zitten lezen. En het was dertig graden dus ik ben elke dag de Wannsee in gesprongen. Het rare aan residenties is dat je daar komt om te schrijven, terwijl je ook denkt: ik ben nu op deze plek dus ik moet hier iets ontdekken. Achteraf had ik veel meer willen doen, maar ik heb wel een paar grondslagen gelegd.’

Bregje Hofstede heeft juist heel veel geschreven. ‘Voor een stage heb ik ooit zeven maanden in Berlijn gewoond, dus ik had geen toeristische arbeid te verrichten. Ik heb heel veel uren gedraaid. ’s Ochtends was ik vroeg wakker, dan ging ik ontbijten en daarna aan de voorkant van het gebouw zitten. Het was erg heet dus ik bewoog de hele dag met de schaduw mee. Tussendoor sprong ik af en toe even in de Wannsee. Thuis is er altijd iemand jarig of wil iemand koffie komen drinken. Hier ben je verlost van zulke sociale verplichtingen. Dat maakt het heel overzichtelijk.’

Als ik mag kiezen, zou ik het liefst in de natuur zitten. IN de stad heb je toch teveel prikkels en afleiding.

Lize Spit

Lize Spit

Saskia de Coster

zever

Lize Spit ‘zat’ met veel losse opdrachten en columns en had dus geen tijd om aan haar nieuwe roman te werken.
Bovendien werkt Spit eigenlijk het liefst gewoon thuis. ‘Ik hecht aan mijn alledaagse patronen. Anders kost alles me teveel energie. Dan moet ik nadenken waar ik mijn koffie ga halen. Ik vind het fijn om elke dag in hetzelfde barretje op dezelfde stoel koffie te drinken. Dus ik weet niet of ik voor mijn volgende boek een residentie ga aanvragen. Als ik mag kiezen, zou ik het liefst in de natuur zitten. In de stad heb je toch teveel prikkels en afleiding.’

Saskia de Coster houdt juist erg van residenties. ‘Als je ergens anders bent, word je in zekere zin een ander persoon. Je kunt ballast afwerpen en de schil van praktische zever is er niet. Dat werkt bevrijdend. Zo’n residentie is een neutrale zone voor je denken en schrijven. Je hebt de tijd om in je eigen gedachten te kruipen.’

Voordat De Coster naar Berlijn vertrok, was ze net een maand in Rome geweest. ‘Daar had ik echt als een zot gewerkt. Ik stond om vijf uur, half zes op en vervolgens was het werken, werken, werken. Toen ik in Berlijn kwam en de omgeving zag met die mooie natuur dacht ik: hier ga ik heel goed werken. Maar dat heb ik dus compleet niet gedaan. Ik heb veel gezwommen en samen met Niña in een geweldige Biergarten naar het ek voetbal gekeken. Sinds die residentie drink ik geen wijn meer, alleen nog bier.’

oostenrijkers en vlamingen

Helemaal vrij om te doen wat ze wilden, waren de gasten trouwens niet. Zo moest er worden opgetreden op het Lesefest van Das Magazin in Berlijn en stonden er diverse lezingen en interviews op het programma. ‘Van mijn Duitse uitgever kreeg ik een schema met afspraken,’ vertelt Weijers. ‘Daar stond op dat ik een Lesung van drie kwartier moest houden. Ik dacht dat ik een lezing moest geven, maar dat bleek gewoon voorlezen te zijn. Drie kwartier voorlezen is heel lang, zowel voor mij als voor het publiek. Ik was verbaasd dat er überhaupt mensen kwamen, want niemand kent mij natuurlijk. Maar er was best veel interesse, zelfs van journalisten. Dat had ik onderschat. In boekhandels zag je ook aparte tafels met vertaalde literatuur uit Nederland en Vlaanderen. De Buchmesse leeft daar echt enorm, we werden er steeds op aangesproken dat wij het Schwerpunkt zijn dit jaar. Het Literarisches Colloquium is in Duitsland trouwens echt een begrip. Op alle plekken waar ik sindsdien ben geweest, weten ze dat ik daar heb gezeten. Het geeft je een soort geloofwaardigheid. Pr-technisch is dat wel handig.’

Saskia de Coster zat in een Berlijnse boekhandel met vijfentwintig Duitse lezers die haar roman Wij en ik in het Duits hadden gelezen. ‘Dat was een groot succes. Ik vond het ook interessant om in de villa collega’s uit andere landen te ontmoeten. Er was een Kafka-vertaler die duidelijk veel aanzien genoot en een Oostenrijkse schrijfster. Toen ik met haar begon te babbelen merkte ik dat de Oostenrijkers in de Duitse literatuur dezelfde plek innemen als de Vlamingen in de Nederlandse. Het goeie aan zo’n uitwisseling is dat je clichés enerzijds bevestigd ziet, terwijl ze ook verruimd worden. Je krijgt een breder beeld op het geheel. Natuurlijk kun je je afvragen wat nu de onmiddellijke uitwerking is van zo’n uitwisseling, maar zoiets is heel moeilijk meetbaar.’

geen snoepreisje

Bregje Hofstede voelde zich weleens opgelaten. ‘Dan zit je op zo’n prachtige plek en vraag je je af: waarom mag ik hier zitten? Wie betaalt hier eigenlijk voor en wat geef ik terug? Je doet je best een nette gast te zijn, maar ik kan niet concreet aanwijzen wat ik precies doe voor het Duitse literaire landschap of voor de Duitse belastingbetaler. Als je probeert om literaire of culturele dingen in economische termen te vatten, sta je altijd een beetje met je mond vol tanden.’

Lize Spit is de enige van het viertal die niet meereist in het konvooi van 72 auteurs dat deze week naar Frankfurt vertrekt. ‘Ik ben niet uitgenodigd voor de Buchmesse. Mijn boek is al verkocht aan Duitsland, dus ik hoef daar niet beslist te zijn. Ik kijk er ook niet echt naar uit om daar naartoe te gaan. Je ziet een week geen daglicht en het is heel hard werken. Het is geen snoepreisje.’
Als dit spektakel voorbij is, kunnen er eindelijk weer gewoon boeken worden geschreven. Al dan niet in residentie. Want eigenlijk moet je overal kunnen schrijven, vindt Saskia de Coster. ‘Ik wil mezelf niet wijsmaken dat ik achttien geslepen potloden nodig heb en dat de maan in een speciale stand moet staan. Ik kan ook bij de kapper schrijven. Je moet het gewoon doen.’
Dat betekent niet dat ze alle bijgeloof heeft afgeschaft. ‘Als ik getallen lees, zie ik daar kleuren bij. 10.26 is voor mij een prachtig mooi uur om te beginnen met schrijven. Daar staat of valt een boek niet mee, maar het helpt wel. Net als mijn lieve mopshondje. Ik heb haar het liefst bij me als ik schrijf.