Een kwart eeuw geleden viel het IJzeren Gordijn, maar toch weten we vaak maar weinig over Oost-Europese literatuur. De rubriek 'Blokje om' brengt daar verandering in. We meanderen van noord naar zuid langs de voormalige grens. Afl. 9: het Servo-Kroatisch taalgebied.

'Het streven om bepaalde maatschappelijke lagen, politieke en intellectuele groeperingen of cultuuruitingen op te ruimen – een thema dat in de Servo-Kroatische literatuur dikwijls opduikt – manifesteerde zich niet alleen in Joegoslavië of op de Balkan, maar ook op zoveel andere plaatsen in de wereld. Tot op de dag van vandaag. Ik vind het dan ook niet correct om de conflicten op de Balkan, hoe gruwelijk ze ook waren, mondiaal gezien als uitzonderlijk wreed te beschouwen. Ook mag men de volkeren aldaar niet als apathisch, willoos of geknecht beschouwen. Bewijzen van het tegendeel – geschriften, demonstraties, manifestaties, radiostations, ironische liedjes, enzovoort – zijn er te over.'

- Roel Schuyt

Al vooraf verontschuldig ik me: deze week staat er een bewerkelijk gerecht op het menu met veel verschillende ingrediënten. Hoe bewaar je de appetijt van de lezer wanneer het je doel is om inzicht te bieden in de literatuur van zo’n divers gebied in Europa, zonder verstrikt te raken in details? De oplossing: gang voor gang serveren en hopen dat de lezer honger heeft. Ik zal een korte introductie geven op het gebied voor ik bij de literatuur aankom. Want als we alles in één pan gooien verliest deze regio zijn smaak. 

Ik begin met het introduceren van Roel Schuyt, want deze week is hij onze gids. Zonder zijn uitleg had ik door de bomen het bos niet meer gezien - tot zover de veelvoud aan beeldspraak. Roels loopbaan als vertaler begon eind 1979 als een samenwerkingsverband met Lela Zečković, die als docente Servo-Kroatische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam was verbonden. Het resulteerde in al met al een veertigtal vertaalde romans en dichtbundels en een groot aantal losse verhalen, essays en gedichten uit het Russisch, Oekraïens, Servo-Kroatisch, Sloveens, Bulgaars, Macedonisch, Roemeens en Albanees.

Roel vertelde me dat hij in 1966 met een vriendin door Joegoslavië liftte, van het Sloveense kustplaatsje Koper via Zagreb, even langs Sarajevo en dan via Belgrado tot aan het Macedonische stadje Ohrid. Dat betekende een reis door vier taalgebieden: Sloveens, Servo-Kroatisch, Macedonisch en Albanees, waarin een Italiaanse, Oostenrijks-Hongaarse, Ottomaanse en Byzantijnse invloed voelbaar is. Deze invloeden zijn ook van belang voor de verscheidenheid binnen het – nu staatkundig uiteengevallen – Servo-Kroatische taalgebied. 

Een kleine eeuw geleden hoorden de verschillende regio’s binnen dit taalgebied ook tot verschillende staten. Bosnië-Hercegovina was een onderdeel van het Ottomaanse rijk, maar werd in 1908 compleet geannexeerd door Oostenrijk-Hongarije. Kroatië was een relatief autonoom onderdeel van de Habsburgse monarchie. De Servische streek Vojvodina was ook Oostenrijks-Hongaars, terwijl het zuidelijke deel van het land zich geleidelijk van het Ottomaanse Rijk losmaakte en in 1878 officieel een zelfstandig koninkrijk werd. Pas in 1918 ontstond het Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen, dat ook Bosnië-Hercegovina, Kosovo en het gebied van de huidige Republiek Macedonië omvatte. Bent u er nog?

Wat betreft het streven naar taaleenheid, dat begon al in de negentiende eeuw. Er werd vastgelegd dat de taal in principe kon worden geschreven in óf een variant van het Latijnse schrift, óf een Servische versie van het cyrillische alfabet. Overigens zie je in Servië en Montenegro al tijden het cyrillisch en Latijns schrift naast elkaar. 

Dat er binnen het koninkrijk ondanks dit streven naar eenheid toch talloze tegenstellingen bestonden, bleek tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Tito’s Joegoslavië werden deze verschillen naar de achtergrond verbannen, om na zijn dood (op 4 mei 1980) weer op te leven. Bij het afbakenen van de nieuwe nationaliteiten en staten in de periode 1990-1992 was men geneigd de taalverschillen uit te vergroten en in grammatica’s en woordenboeken vast te leggen. De taal gaven ze de naam ‘BKS’: Bosnisch-Kroatisch-Servisch.

De naar Nederland gekomen Servische schrijver Predrag Dojčinović zei hierover begin jaren ’90: ‘We zijn ineens polyglotten geworden’. En de Servische schrijfster Snežana Bukal verzuchtte dat haar werk in het Kroatisch moest worden vertaald om in Zagreb te kunnen worden uitgegeven. Dat is zoiets als het werk van Geert van Istendael in het Nederlands vertalen, of dat van Geert Mak in het Vlaams… En met deze woorden zijn we aangekomen bij het hoofdgerecht: de literatuur uit dit veelzijdige gebied.

Wat is kenmerkend en onderscheidend aan de literatuur uit het Servo-Kroatische taalgebied? 
Roel Schuyt: Wat mij uit eigen ervaring vooral treft, zijn de sfeerbeschrijvingen van bepaalde streken of perioden. Wellicht als een soort rekenschap van bepaalde ontwikkelingen.
 
Het beroemde De brug over de Drina (1945) van Ivo Andrić voert ons door vier eeuwen Bosnische geschiedenis in het stadje Višegrad. Bij Andrić wordt de Ottomaanse overheersing niet afgeschilderd als louter knechtschap. Recht en onrecht waren er onder de Turken niet meer of minder dan onder de Oostenrijkers.

In De terugkeer van Filip Latinovicz van de Kroatische auteur Miroslav Krleža – enige jaren geleden opnieuw vertaald door Guido Snel – voel je nog de sfeer van het door Oostenrijk-Hongarije gedomineerde, adellijke Centraal-Europa. 
 
De serie Het familiecircus van Danilo Kiš (het eerste en laatste deel werden vertaald door Reina Dokter, en het middelste door mij) vertegenwoordigt het lot van de Joden in Joegoslavië, in dit geval: Vojvodina, tegen de Hongaarse grens. 

In het boek Astrahan van Dragan Velikić, uit Belgrado, lezen we hoe de nieuwe communistische machthebbers afrekenden met de oude elite en stadscultuur: villa’s en voorname huizen werden door mensen ‘uit de bergen’, door de nieuwe nomenklatoera leeggeroofd en overgenomen, of aan verval prijsgegeven. 

Villa aan de rand van de tijd van Goran Petrovićis niet alleen een ode aan het lezen, maar ook aan Servië en Belgrado. Liefdevol en poëtisch, maar ook vol Servische zelfspot en ironie, beschrijft hij de sfeer in zijn land, met namein de periode van 1900 tot na de val van het communisme.

In 1991 en 1992 vertaalde ik voor NRC-Handelsblad een column van Dubravka Ugrešić. De stukken werden later verwerkt in Nationaliteit: geen, het eerste van de negen boeken die ik van haar vertaalde. Ook bij haar neemt het uiteenvallen van Joegoslavië een centrale plaats in, met daarbij haar eigen ontheemding. Ik vind haar vooral geweldig als ze mensen en situaties observeert en beschrijft, waar ook ter wereld: in New York, Berlijn, Amsterdam, Zagreb, Moskou of Varna. En met veel ontroering vertaalde ik van Baba Jaga legde een ei het eerste gedeelte, dat vooral gaat over de relatie met haar langzaam dementerende moeder.

Hoe is de leescultuur daar? Wordt er veel gelezen, en door wie?
Het heeft me altijd verwonderd hoe modern en goed verzorgd de boeken en boekwinkels in Joegoslavië er uitzagen. Het is vast en zeker aan de bijzondere positie van Joegoslavië na de breuk tussen Tito en Stalin in juni 1948 te danken dat men daar gemakkelijk toegang had tot buitenlandse literatuur en films, en dat er veel werd vertaald. Dubravka Ugrešić beschrijft deze rijkdom als een belangrijk element in haar jeugd en in die van haar vrienden en bekenden. Zelf herinner ik me nog uit de jaren ’60 het boekje Kuća na puovomuglu van A.A. Milne. Oorspronkelijke titel: The House at Pooh Corner. En de bundel Slepiplivači van Bert Širbek – De blinde zwemmers van Bert Schierbeek.

Welk boek moet beslist nog worden vertaald naar het Nederlands?
Graag zou ik Astrahan van Dragan Velikić vertalen, ik vertaalde er een paar bladzijden van voor het jubileumnummer van Tirade dat in 2009 verscheen. En Istočni divan van Dževad Karahasan.

Welk fragment zou u met ons willen delen
Het begin van Het astrachanvel van Dragan Velikić, uit Servië. Vertaling: Roel Schuyt.

'Alle gelukkige communisten lijken op elkaar, maar elke ongelukkige communist is op zijn eigen manier ongelukkig, zo begint Marko Delić zijn roman, en hij staart afwezig naar de verlichte, monstrueuze betonnen kolossen van Nieuw-Belgrado.
Ook in de nieuwe versie van zijn manuscript duikt die zin weer als een hardnekkige indringer op, samen met een menigte wachtende gedaanten die elkaar schreeuwend staan te verdringen aan de rand van de gele lichtkring van de lamp. Sommige zijn in uniform.
De jonge schrijver is ze liever kwijt dan rijk.
Voorzichtig verwijdert hij zich.
Marko Delić staat aan het begin van een literair avontuur. Hij verkeert in de naïeve veronderstelling dat een schrijver zelf zijn helden kiest, zoals een lezer een boek uit de kast pakt.
Het is een wonderlijk cardiogram dat de stad vertoont waarin onze held woont. Ze ligt in een onrustig en aardbevingsgevoelig gebied. De naald van de seismograaf trilt voortdurend. Zodra er een moment is van rust, roept het organisme van de stad om vernietiging. En zo gaat het al eeuwenlang.
De stad, gelegen aan de samenvloeiing van de Sava en de Donau, doet denken aan een enorme studio die zelfs aan de meest gevoelige exhibitionisten een geschikte locatie kan bieden. Het meest worden er oorlogsfilms opgenomen en bij iedere voetstap treffen we een decor van onvoltooidheid aan. De figuranten voelen zelfs als ze naakt zijn de stijve plooien van een uniform. Voor de daklozen die door de wind onder de wallen van de Kalemegdan bijeen zijn gewaaid, is een militaire manier van doen de zekerste en beste bescherming.
Onze held, geboren en getogen in Belgrado (een gegeven dat je maar beter kunt verzwijgen), is ervan overtuigd dat op de hele wereld geen studio te vinden is die zich met zijn stad kan meten. Noch het bij Rome gelegen Cinecittà, noch het magische Hollywood kan die wonderbaarlijke stad aan de Sava en de Donau in de schaduw stellen.'

De eerder besproken Dubravka Ugrešić is schrijfster en wetenschapper aan de universiteit van Zagreb. Ze vertelt hier op het World Literature Weekend in 2009 op een komische manier over haar laatst verschenen boek Baba Jaga legde een ei.

Het Servo-Kroatisch wordt voornamelijk gesproken in Kroatië, Servië, Montenegro, Bosnië en Herzegovina en Kosovo, en door minderheden in Roemenië, Macedonië, Italië en Oostenrijk.