De klassieker Brooklyn, waarin een Iers meisje naar New York wordt gedirigeerd, krijgt vijftien jaar later een verrassend vervolg. In Long Island laat Colm Toíbín opnieuw zien hoe diep de sporen zijn die een verhuizing naar een ander land teweegbrengt.

Het slot van een roman schrijven is bijna zoiets als een kind in slaap sussen, je kunt het niet abrupt doen, zei Colm Toíbín (spreek uit: CULL-um Toe-BEAN) ooit. Dus liet hij Eilis Lacey op de laatste pagina van Brooklyn op de trein stappen, terwijl ze mijmerde ‘over de jaren die voor haar lagen’.

Eilis was op kousenvoeten uit haar Ierse geboorteplaats vertrokken, terug naar New York, waar de man wachtte met wie ze vlak voor haar vertrek naar Ierland stiekem was getrouwd. Brooklyn is een klassiek Iers migratieverhaal zoals dat al talloze malen is verteld. Maar zelden zo mooi als in dit subtiele meesterwerkje, waarin niet alleen de heimwee en eenzaamheid van de immigrant voelbaar zijn, maar ook de bevrijding die het opbouwen van een nieuw leven in een vreemd land met zich meebrengt.

Ierland, begin jaren vijftig. Eilis Lacey verlaat het kleine, vertrouwde maar ook benepen Enniscorthy, waar haar moeder en zus zonder haar medeweten met meneer pastoor hebben bedisseld dat Eilis naar Amerika gaat, naar New York. Daar zal tenminste fatsoenlijk werk voor haar zijn en heeft ze een toekomst. Tegen de tijd dat een sterfgeval haar terug naar Ierland voert, heb je dit introverte meisje, dat overdag ondergoed in een warenhuis verkoopt en ’s avonds een boekhoudcursus volgt, volledig in je hart gesloten.

Brooklyn, dat in 2009 verscheen, werd een onverwacht groot succes. Alleen al in Groot-Brittannië werden er zo’n 300.000 exemplaren verkocht. Niet dat Toíbín daarvoor niet al een paar meesterlijke boeken had afgeleverd, maar juist met dit ingetogen verhaal wist hij massa’s lezers te beroeren. Toen het boek in 2015 succesvol werd verfilmd, met Saoirse Ronan in de hoofdrol en een cameo voor de schrijver, was zijn commerciële kostje helemaal gekocht.

Op Columbia University in New York, waar Toíbín literatuur doceerde, kreeg de bonkige Ier, die in 2005 nog een verhaal had gepubliceerd waarin hij grafisch verslag deed van een homoseksuele orgie, van zijn studenten te horen dat hun moeders hem zo graag lazen. Hoewel Toíbín wars is van sentimentaliteit, en uiterst spaarzaam suiker door zijn boeken strooit, bleek Brooklyn een allemansvriend; je kunt dat boek eenvoudigweg niet níet goed vinden.

Toíbín bewijst dat je geen vrouw hoeft te zijn om volmaakt geloofwaardig over haar intiemste gedachten en gevoelens te kunnen schrijven

Colm Tóibín

Schouderbandjes

Bij herlezing valt opnieuw op met hoeveel inlevingsvermogen hij schrijft over een jonge vrouw die tastend haar weg zoekt in een wildvreemd land. Eilis gaat beha’s, step-ins en corseletten verkopen, en als er voor het eerst zwarte vrouwen worden toegelaten in de winkel ook nylons in de kleuren Red Fox, Sepia en Coffee. Wanneer ze zelf een badpak past, voelt ze zich opgelaten als haar cheffin zich al te behulpzaam toont. Deze juffrouw Fortini frunnikt eindeloos aan haar schouderbandjes en zegt dat ze zich ‘daar beneden’ moet scheren, ‘anders ben je op het strand alsmaar bezig het elastiek omlaag te trekken.’ Keer op keer bewijst Toíbín dat je geen vrouw hoeft te zijn om volmaakt geloofwaardig over haar intiemste gedachten en gevoelens te kunnen schrijven. Je moet gewoon een verdomd goeie schrijver zijn.

Hij was al jong geïnteresseerd in het huiselijke leven van vrouwen, vertelde hij aan The New Yorker. ‘Als mijn tantes er waren, en mijn moeder was er, was er altijd sprake van een soort opwinding, ongeacht waar ze het over hadden. De mannen hadden het daarentegen meestal alleen maar over sport.’

Toíbín kende ook de eenzaamheid die je kan overvallen in een vreemde stad uit ondervinding. Toen hij les ging geven aan Amerikaanse universiteiten voelde hij zich na het uitpakken van zijn koffer vaak diep ongelukkig. Niet voor niets leest hij, waar ter wereld hij zich ook bevindt, elke avond voordat hij naar bed gaat de Irish Times.

Toch was dat niet de drijfveer om Brooklyn te schrijven. Hij begon aan het boek omdat er, na eeuwen van Ierse migratie, een tijdperk was aangebroken waarin vreemdelingen naar Ierland kwamen; Nigerianen, Chinezen, Polen, op zoek naar werk en een beter leven, die niet bepaald met open armen werden ontvangen. Toíbín wilde zijn lezers laten voelen hoe het is om naar een nieuw land te verhuizen.

Waarom haalde Toíbín, die nooit last heeft gehad van een writer’s block, Eilis na al die jaren uit de mottenballen?

Huwelijkscrisis

Missie geslaagd. Brooklyn werd een moderne klassieker. Maar nu, vijftien jaar later, is daar tot veler verrassing en verrukking ineens Long Island. We hoeven ons niet langer af te vragen hoe ‘de jaren die voor haar lagen’ zijn verlopen, want Eilis Lacey is terug. Twintig jaar ouder, nog steeds getrouwd met haar Italiaans-Amerikaanse loodgieter Tony, en moeder van een dochter en een zoon. Ze woont ingeklemd tussen haar schoonouders en zwagers op Long Island, een flegmatieke Ierse tussen een kluwen van luidruchtige Italianen. ‘Tony’s vader had in al die jaren eigenlijk nooit goed haar naam geleerd. Hij wist wel ongeveer hoe die klonk en deed vaak een dappere poging om hem uit te spreken, maar liep na de eerste lettergreep vast en eindigde altijd in gebrom.’

In Long Island maakt Eilis opnieuw de reis van Amerika naar Ierland. Ditmaal vanwege een huwelijkscrisis. Die wordt veroorzaakt door een situatie die we hier niet zullen prijsgeven, maar het is een behoorlijk briljante vondst van Toíbín. Waarom haalde de man die nog nooit last heeft gehad van een writer’s block Eilis na al die jaren uit de mottenballen? Hij is de eerste om toe te geven dat een vervolg schrijven op zo’n geliefd boek zelden goed uitpakt. Maar hij deed het toch, omdat zich op een dag zomaar uit het niets een beeld opdrong, een drama dat het gezapige leven van Eilis overhoop haalt.

Net als in Brooklyn weet Toíbín je binnen een paar bladzijden te hypnotiseren. Je bent erbij, daar in Enniscorthy, waar Nancy danst met Matts vader, ‘die haar over de dansvloer loodste alsof hij op een tractor reed’. Je hoort de moeder van Eilis mekkeren over alles wat Amerikaans is. ‘Elke keer dat ik de televisie aanzet hoor ik Amerikanen lachen om dingen die niet eens grappig zijn. (…) En die verschrikkelijke stemmen van ze. Hun stemmen vind ik het ergst. En hun kleren.’

Buitenstaander

Je ziet Eilis in de kerk zitten, waar ze peinst over haar verscheurde leven. ‘Niemand wist eigenlijk iets van haar. In deze bank in de kathedraal, en in de banken ervoor en erachter, zaten mensen die al hun hele leven hier woonden. Zij hoefden niets uit te leggen over zichzelf. Iedereen wist met wie ze waren getrouwd en hoe hun kinderen heetten. Zij gebruikten geen ander accent bij verschillende gesprekspartners. Zij woonden niet ergens waar hun kinderen in een winkel of bij een loket probeerden te voorkomen dat hun moeder haar mond opendeed, zodat er niet vreemd zou worden opgekeken van haar accent.’

In Long Island laat Toíbín opnieuw zien hoe diep de sporen zijn die een verhuizing naar een ander land teweegbrengt. Hoe je zowel hier als daar ook na twintig jaar nog altijd een buitenstaander blijft. Tegelijkertijd is dit een hartverscheurend mooie liefdestragedie over drie veertigers die dromen over een nieuw begin.

De mazzelaar die Brooklyn nog nooit heeft gelezen kan zich opmaken voor een double whammy en gelijk doorstomen naar Long Island. De rest kan met gerust hart terugkeren naar Enniscorthy. Welcome home.

Colm Toíbín
Long Island

(vertaling Nadia Ramer, uitgeverij De Geus)

de boekengids in je mailbox?