Terugkijktips van week 42 die je niet mag missen

Tussen de oren met Nicolaas en Tim

100 dagen in je hoofd

Na het veelgeprezen '100 dagen voor de klas' zijn Tim den Besten en Nicolaas Veul terug met '100 dagen in je hoofd'. Ditmaal gaan ze aan de slag in psychiatrische kliniek De Grote Beek in Eindhoven. ‘Je kan wel zeggen: die mensen zijn gek en wij zijn normaal, maar zo werkt het niet.’

lees verder

Poep van de muur vegen en lastige gesprekken voeren, maar ook veel gezelligheid en aangrijpende momenten: 100 dagen in je hoofd is zo mogelijk nog intenser dan 100 dagen voor de klas, waarin Tim den Besten (1987) en Nicolaas Veul (1984) een baan als leraar op een middelbare school uitprobeerden. In 100 dagen in je hoofd gaat het niet alleen over de psychische problemen van verschillende patiënten – of pardon: cliënten –, maar leren we ook de geestelijke kronkels van de tv-makers beter kennen. Nicolaas werkte als begeleider van mensen met schizofrenie en psychoses, Tim ging aan de slag met cliënten met een lichte verstandelijke beperking in combinatie met andere problematiek, zoals een verslaving of trauma.

Waarom gaat jullie tweede 100 dagen-serie over de psychiatrie?

Nicolaas Veul: ‘We zochten een boeiende plek, maar het moest wel echt iets anders zijn dan 100 dagen voor de klas. Dus niet van: o, Nicolaas doet weer heel erg z’n best en Tim is weer een ongeleid projectiel.’

Tim den Besten: ‘Precies dat is uiteindelijk natuurlijk toch weer gebeurd, haha. We zijn toch wie we zijn... Maar over de keuze voor de psychiatrie: kijk, iedereen heeft op school gezeten, iedereen kent die plek. We vonden het belangrijk dat we deze keer ergens naartoe gingen waar minder begrip voor is. Iets waar een taboe op rust, maar waar wel veel mensen mee te maken hebben. De psychiatrie is zo’n plek.’

Jullie laten ook jullie eigen mentale issues zien. Hoe dat zo?

NV: ‘Toen we ervoor kozen iets te maken over geestelijke gezondheid wisten we meteen dat we dan zelf ook met de billen bloot moesten. Je kan wel zeggen: die mensen zijn gek en wij zijn normaal, maar zo werkt het niet. Iedereen heeft wel iets.’

TdB: ‘Ja, er hoeft helemaal niet zo heel veel te gebeuren voor je in een kliniek terechtkomt. Zeker op mijn afdeling: dat kan gewoon je broer of zus of collega zijn die door wat tegenslagen even de weg kwijtraakt. Als we die kloof tussen “normaal” en “gek” willen slechten en begrip willen kweken, kunnen we er niet omheen om ook onszelf te laten zien.’

NV: ‘Dat deden we door wekelijks met Annemiek, manager van de kliniek en onze mentor, te praten over waar in het werk we onszelf tegenkwamen. Zij haalde ons flink door de mangel. Bij mij ging het er vaak over dat ik alles altijd meteen heel goed wil doen. En wat daarachter schuilt: verdriet om de vraag of ik er wel mag zijn.’

TdB: ‘En ik stootte mijn neus doordat ik veel te directe vragen stelde aan de cliënten. Ik heb ook weleens zitten huilen in dat kantoortje, omdat ik dacht dat het hele project aan het mislukken was. Ik moest leren om geduld te hebben, door in eerste instantie alleen maar over koetjes en kalfjes praten. Dan kwamen de echte gesprekken later vanzelf wel, als de cliënten zich veilig bij me voelden. Maar eerst moest ik er echt als een soort kamerplant bij gaan zitten.’

Vonden jullie het een leuke baan?

TdB: ‘Ik vond het begeleiden van de cliënten leuk en bijzonder om te doen en het gaf me ook wel voldoening, maar niet de voldoening die ik in mijn normale baan voel. Er zit voor mij te weinig afwisseling in dit werk. Het is ook veel te praktisch, ik ben gewoon niet zo praktisch. Ik zou ook geen kantoorbaan kunnen hebben; ik heb echt prikkels, avontuur en creativiteit nodig. Daarom vind ik mijn eigen werk ook zo fijn.’

NV: ‘Aan het eind wordt het steeds leuker, want dan raak je echt vertrouwd met de cliënten. Ik vond het ook gewoon heel lekker om er voor anderen te kunnen zijn. Het klinkt stom, maar ik ben wat meer aan het leren dat het leven niet alleen om mij hoeft te draaien.’

TdB: ‘Joh. Na veertig jaar!’

NV: ‘Haha, leven is leren hè! Wat ik bedoel: in de media gaat het natuurlijk vaak over jezelf en wat je moet leveren, over strategisch denken, over of je jezelf wel verkocht krijgt. Na een dag mediawerk blijf ik vaak ’s avonds nog lang malen. Het werk in de kliniek geeft juist een heel rustig, opgeruimd gevoel. Van: nou, ik had vandaag een mooie, dankbare taak en die heb ik naar eer en geweten uitgevoerd – punt, klaar. Ik heb trouwens ook weer, net als bij 100 dagen voor de klas, een uitnodiging gekregen om hier serieus aan de slag te gaan.’

TdB: ‘Strebertje!’

NV: ‘Haha, tja. Ik ben alweer bezig met een nieuwe documentaire, dus ik ga niet op dat aanbod in. Maar ik heb me wel heel erg verbonden met deze mensen en deze plek. Dat merkte ik toen ik terugging naar de kliniek om het filmmateriaal te laten zien: ik vond het zó leuk om de cliënten weer te zien, en dat was wederzijds.’

Hoe lastig was het om je in te leven in de bewoners? Neem Benno: een cliënt die denkt dat hij Jezus is…

NV: ‘Ja, Jezus is heel populair in de psychiatrie: de cliënten zijn hem zelf, of ze krijgen stemmen door van de Heilige Geest. Benno, die al 27 jaar in de kliniek woont, heeft dus een heel verhaal over dat hij de tweede Christus is. Zijn psychose noemt hij zijn belijdenis: dat is zijn straf voor het delict dat hij dertig jaar geleden heeft gepleegd. Zo’n totaal andere werkelijkheid waar iemand in leeft, daar wil ik dan zo veel mogelijk van proberen te begrijpen.

TdB: ‘Op mijn afdeling kon het heel gezellig zijn, ik heb cliënten ontmoet met wie ik veel raakvlakken had. Dan dacht ik weleens: ik pas hier eigenlijk prima tussen! Tegelijkertijd kwam ik er juist achter wat een geluk ik heb dat ik daar níét zit. Kijk, ik ben een beetje een vreemde jongen; dat vind ik van mezelf en dat hoor ik ook van anderen. Maar doordat ik hier een paar maanden heb rondgelopen, besef ik dat het best meevalt – en hoe bevoorrecht ik ben. Ik liep altijd een beetje op mezelf en op mijn leven te zeiken, maar nu realiseer ik me: oké, mijn ouders zijn twee keer gescheiden en dat heeft nogal wat gevolgen gehad, maar verder heb ik álles mee. Op mijn afdeling zitten juist mensen die alles tegen hebben: bijvoorbeeld geen goed nest, al op jonge leeftijd drugsverslaafd en dan ook nog eens verstandelijk beperkt. Zo veel pech in één leven...’

NV: ‘Dat herken ik, dat je je realiseert hoeveel geluk je eigenlijk hebt. Ook ik heb vroeger wel dingen meegemaakt die een enorme impact hebben gehad en ik ben echt heel lang in therapie geweest, maar ik heb altijd kunnen functioneren in de maatschappij. Vroeger vond ik dat helemaal niet makkelijk, ik heb toen ook veel drugs gebruikt. Daar heb ik me uiteindelijk uit kunnen redden en nu gaat het goed. Maar dat is niet iedereen gegeven. Bijvoorbeeld omdat je nog meer shit hebt meegemaakt, of omdat je een genetische aanleg hebt voor psychoses. Soms kunnen kleine dingen je leven een compleet andere richting in duwen. Dat is heftig en verdrietig om te zien. Voor mijn cliënten is het heel moeilijk om echt contact te maken, om mensen dichtbij te laten komen. Terwijl dat toch een van de basisvoorwaarden is voor een gelukkig leven – nog even los van dat je het liefst drugs- en medicijnvrij zou zijn. Ja, het zijn wel pittige levens daar. En dat heeft me erg geraakt.’

Is dat ook wat jullie willen bereiken met de serie: empathie voor wie niet in de maatschappij kan meedraaien?

NV: ‘Ja, in die zin dat je in deze serie echt de mens achter het ziektebeeld leert kennen. Hoe werkt het in een schizofreen hoofd? Hoe leef je dan? Je leert zo iemand van zo veel kanten kennen, en daardoor wordt iets waar we liever van wegkijken heel menselijk. Ik hoop dat kijkers na deze serie minder snel iemand afschrijven, zo van: o, dat is een gek. Want zo simpel is het gewoon niet.’

TdB: ‘Ik merk nu al dat mijn blik is veranderd. In mijn buurt loopt bijvoorbeeld vaak een vrouw rond die de hele dag in zichzelf praat. Vroeger liep ik met een grote boog om haar heen, nu zeg ik eigenlijk altijd wel even “hoi”, of ik maak een praatje.’

NV: ‘Mensen zijn er in zo veel soorten en maten. En we vinden het eng om mensen met een psychische ziekte in de buurt te hebben. Volgens mij omdat ze een soort spiegel voor ons zijn: ze confronteren ons met onze eigen afwijkende kanten. Als we daar doorheen kunnen kijken, is dat heel veel winst. Ik denk dat je dan ook jezelf beter gaat accepteren in al je kleuren en vormen.’

TdB: ‘Ja. Net zoals we nu onderkennen dat er tussen man en vrouw nog een heel spectrum aan genders zit, zo zou dat besef er ook voor geestelijke diversiteit moeten komen.’

Reactievermogen

Reaction

Kees Brouwer wil alle duurzame en sociale ondernemingen verenigen onder de noemer 'Reaction'. In een oude bus gaat de VPRO-regisseur op zoek naar geschikte filialen voor zijn keten en de gids reed achter hem aan. ‘Dat Reaction op Action lijkt is puur toeval.’

lees verder

Dat zal hem toch niet zijn? is mijn eerste gedachte wanneer ik 11 augustus op de carpoolplek bij Vinkeveen rondkijk of ik Kees Brouwer (1966) met zijn busje al zie. Want tussen de tientallen personenwagens zie ik slechts één busje en tot mijn grote schrik staat daar de naam op van een asbestverwijderingsbedrijf.

Een week eerder had de filmmaker gezegd dat ik om 9.00 uur langs de A2 moest staan als ik met de Reactionbus mee zou willen. ‘Pik ik je op en gaan we wat filialen openen.’

Over het busje zelf was niet meer bekend, want Brouwer was nog druk aan het zoeken op de meerderehandsautomarkt.

Met die bus zou hij Nederland doorkruisen om zijn mooie en enigszins megalomane Reactionplan op te zetten en uit te rollen. Dat plan behelst: een keten van zelfstandige ondernemers, kunstenaars en ambachtslieden. Allemaal mensen die hun werk duurzaam, biologisch, lokaal en/of sociaal hebben vormgegeven. Veertig jaar geleden hadden we daar een groot geitenwollensokkenlabel aan gehangen, nu is het de economisch-maatschappelijke voorhoede, want iedereen weet inmiddels dat we niet op de bestaande manieren kunnen blijven produceren en consumeren.

‘We moeten het tij keren voordat de aarde onleefbaar wordt,’ vertelde Brouwer. ‘Laten zien dat het ook anders kan. Daartoe wil ik al die bestaande initiatieven aan elkaar rijgen onder de noemer Reaction. Zo ontstaat er een keten van ondernemers die verschillende dingen doen, maar wel volgens dezelfde uitgangspunten.’

Want samen sta je sterk. En een betere wereld is natuurlijk prima – je moet wel heel zuur zijn wil je daar iets tegen hebben. Het initiatief doet denken aan de actiejournalistiek van VPRO-collega Sunny Bergman of de slaafvrije chocoladerepen van Tony’s Chocolonely. Dat cacao-imperium was er zonder de programma’s van Teun van de Keuken niet gekomen. Je kunt televisie niet alleen gebruiken om misstanden aan de kaak te stellen, maar ook om een (tegen)beweging te starten.

Bijgeluiden

Reaction klinkt een beetje als action en ook het bijbehorende logo doet denken aan koopjeswinkel Action. Alsof Brouwer, die door collega’s ook wel Business Case wordt genoemd, een beweging tegen deze winkelketen is begonnen. Geen rare gedachte, aangezien het bedrijf niet bepaald bekend staat vanwege het buitengewoon duurzame karakter van het assortiment maar wel om de wonderbaarlijk lage prijzen. Maar dit is niet het geval, had Brouwer ons verzekerd. ‘Dat Reaction op Action lijkt is puur toeval. Over die keten hoeven we het niet te hebben. Ik wil nergens tegen zijn, maar wel ergens voor.’

Om exact 9.16 uur draait er een oude witte bus de parkeerplaats op met een Big Lebowski-achtige figuur achter het stuur. Het is Reactionman Brouwer.

‘Het is geen Mercedes,’ klinkt het verontschuldigend nadat hij is uitgestapt. ‘Ik heb hem gisteravond opgehaald bij een foodtruckhandelaar. Hij rammelt en er zit een enorme piep in de motor. Allerlei bijgeluiden.’ Het is een zogeheten metal foodtruck en die bijdetijdse naam heeft de oude bus te danken aan een luik dat geopend kan worden. De komende weken moet de bus gevuld worden met producten uit Reactionfilialen om uiteindelijk een plekje te krijgen op de Dutch Design Week in Eindhoven.

Verfspuitbussen

Ik speur naar het merk van de bus. ‘Het is een IDV. Dat merk is al twaalf jaar failliet omdat er niet in is geïnvesteerd,’ zegt Brouwer. Vanwege de onverklaarbare motorgeluiden heeft hij het vehikel voor de zekerheid maar gehuurd en niet gekocht. Met magneetstrippen voorzien van het Reactionlogo tovert hij de anonieme occasion om in een blikvangend campagnevoertuig.

Hoewel het zijn eerste opnamedag is mét bus heeft Brouwer al een tiental ondernemingen een Reactionkeurmerk verstrekt en daarmee is er dus al een begin van een keten. Onder meer restaurant De Nieuwe Winkel en bierbrouwer Nevel zijn Reactionfilialen. Grote namen, ook buiten Nijmegen, want De Nieuwe Winkel heeft een Michelinster plus een groene duurzame ster en de Meander van Nevel is recent verkozen tot het beste biertje van Nederland. Dat smaakt naar meer.

Vandaag gaat Brouwer naar een schapenboerderij in Baambrugge waar kleding wordt geproduceerd van eigen wol en in Almere staan bezoeken aan een recyclingbedrijf en een biologische destilleerderij op het programma.

Het belangrijkste en mediageniekste onderdeel van elk bezoek is het plaatsen van het Reactionkeurmerk. Daarvoor gebruikt Brouwer sjablonen in verschillende formaten en verfspuitbussen, al zijn die niet echt milieuvriendelijk.

Meditatiekussens

Gezien de staat van de bus kies ik voor eigen vervoer en rij ik achter Brouwer aan. Eerste stop is boerderij The Knitwit Stable van Reina Ovinge. De gastvrije schapenhouder was ooit kledinginkoper voor V&D en importeerde daarna met haar eigen bedrijf meer dan twee miljoen kledingstukken per jaar. Ze kent de misstanden in de wereldwijde kledingindustrie van binnenuit. Hoewel ze de kledingketen graag zou verbeteren, kreeg ze door dat dit vechten tegen de bierkaai was omdat het systeem niet deugt. Zoals water altijd naar het laagste punt stroomt, belanden orders uiteindelijk altijd in de landen waar het goedkoopst geproduceerd wordt. Alsof dit ook een natuurwet is, maar dat is het niet.

Ovinge verkocht haar bedrijf ‘goed’ en investeerde vervolgens in een boerderij en een breistudio met onder meer 25 merinoschapen en evenzoveel angorageiten.

Terwijl de meeste schapen in Nederland gehouden worden voor begrazing of om verwerkt te worden tot shoarmavlees genereren ze hier grondstoffen voor breimachines, die er duurzame en, eerlijk is eerlijk, dure mutsen, truien en vesten van maken. Wol die niet verbreid wordt gaat in meditatiekussens.

Wollen muts

Terwijl Brouwer met Ovinge opnames maakt tussen de schapen, zie ik in een schuur het hoofd van een jongedame opduiken boven een aantal enorme zakken wol.

Ze heet Maud en studeert Fashion and Textile Technologies in Enschede. Het is haar eerste week van een vijf maanden durende stage. ‘Dit bedrijf is echt uniek, ik word hier zo gelukkig van. Als je weet hoe het er in de kledingindustrie aan toegaat, dat kán gewoon niet.’ Hoewel leeftijdsgenoten dit ongetwijfeld met haar eens zijn, begrijpen die volgens Maud niet dat iemand een paar honderd euro voor een duurzaam gemaakte trui wil betalen. ‘Zeggen ze: “Voor dat geld kun je ook tien andere kledingstukken kopen.”’ Klopt, en dat is precies het probleem.

Dan is het tijd voor het belangrijkste moment: het opvallende Reactionlogo moet op de deur van de breiboerderij worden gespoten. Brouwer houdt het sjabloon vast, Ovinge hanteert de spuitbus en enkele seconden later is Reaction weer een filiaal rijker. Pesterig zeg ik tegen Ovinge dat de verf er nooit meer af gaat. Jawel hoor, roept Brouwer. ‘Hoeft ook niet,’ zegt de kersverse filiaalhouder, ‘het mag altijd blijven zitten.’

Als afscheidscadeau krijgt Brouwer een wollen muts. Hij twijfelt of hij die wel mag aannemen. Als Ovinge hem verzekerd heeft dat het een afgekeurd exemplaar is, zet hij hem op en rijdt het erf af. Op naar Almere voor de opening van filiaal nummer zestien.

Satire vanaf de sofa

Plakshot

Dankzij 'Voxpop' kwam Roel Maalderink bekend te staan als meester van het straatinterview, maar in het satirische VPRO-programma 'Plakshot' blijft hij binnen om de actualiteit te bespreken. ‘Ik kijk vooral naar de mediawerkelijkheid.’

lees verder

Een man met een microfoon loopt op een willekeurige voorbijganger af. ‘Wat vindt u van mensen met een mening?’ vraagt hij haar. De vrouw antwoordt: ‘Mensen moeten niet overal meteen een mening over hebben.’ Nog geen tien seconden later loopt ze zonder enige terughoudendheid leeg over controversiële thema’s als Zwarte Piet en #MeToo. De interviewer besluit het gesprek met de vraag of de vrouw zelf snel haar mening geeft. Het antwoord: ‘Nee!’

Het lijkt misschien een flauwe poging om een willekeurige wandelaar eens lekker te confronteren met haar eigen hypocrisie, maar Roel Maalderink (1991) wil met zijn succesvolle onlinevideoserie Voxpop vooral het fenomeen ‘straatinterview’ op de hak nemen. Broodnodig, want actualiteitenprogramma’s zijn nog steeds zéér happig op dit soort korte interviewtjes waarin burgers – liefst zo ongenuanceerd mogelijk – hun mening mogen geven.

Maalderink legt de absurditeit van het format op messcherpe, vaak hilarische wijze bloot. Zijn video’s zijn honderdduizenden keren bekeken en eind 2020 werd Maalderink door de Volkskrant verkozen tot Mediatalent van het Jaar. Het leverde hem zelfs de bijnaam meester van het straatinterview op. Hoewel de Utrechter werd opgeleid als mediajurist ging Maalderink al snel het journalistieke pad op. In die hoedanigheid werkte hij enkele jaren als verslaggever bij programma’s als Jan rijdt rond en Opgelicht?!

Het idee voor Voxpop ontstond nadat een vriend hem had gevraagd waarom hij niet gewoon zélf iets ging maken. Maalderink: ‘Als verslaggever heb je veel minder ruimte om eigen ideeën te ontwikkelen, maar ik wilde juist graag zelf dingen maken. Toen ben ik met een cameraman en microfoon de straat op gegaan, en daar was enorm veel materiaal om te parodiëren. Ik kon in die gesprekken de grenzen van het format opzoeken, want er bleek van alles mogelijk in zo’n straatinterview. En voor je het weet ben je na 150 video’s ineens de meester van het straatinterview.’

Met de zevendelige VPRO-serie Plakshot verruilt Maalderink het internet voor het tv-scherm. Plakshot is een satirisch programma waarin Maalderink de actualiteit bespreekt en de absurditeit van de media blootlegt. Dit alles doet hij vanuit zijn eigen woonkamer, waar ook zijn broer Jos rondhangt.

Je bent de meester van het straatinterview. Waarom ga je dan in vredesnaam binnen zitten?

Maalderink: ‘De meeste mensen associëren mij inmiddels vooral met Voxpop. Ik vind het nog steeds fantastisch om dat programma te maken, maar ik wil ook graag andere dingen proberen. In Plakshot doe ik dat door vanuit mijn woonkamer de week door te nemen. Het kan bijvoorbeeld gaan over de klimaatcrisis of het woonprotest, waarbij ik vooral kijk naar de mediawerkelijkheid daaromheen. Natuurlijk was het veel makkelijker geweest om het beproefde recept te volgen en een programma te vullen met straatinterviews, maar ik vind het juist leuk om mezelf daarnaast óók wat meer uit te dagen. Als je de kijker een halfuur lang alleen maar straatinterviews voorschotelt, rolt die na een tijdje vermoeid van de bank. Er zitten ook Voxpop-achtige elementen en straatinterviews in Plakshot, maar het is ook fijn om daar een beetje van af te wijken met een andere setting en allerlei soorten filmpjes.’

Waarin onderscheidt Plakshot zich van satirische tv-programma’s als Promenade en Media Inside?

‘De vorm en de inhoud zijn heel anders. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met een verhaal over censuur op TikTok en kijken daarnaast ook naar bredere onlinefenomenen, zoals Pornhub of Twitch [een videoplatform met livestreams van gamende mensen, red.]. Al is het natuurlijk wel makkelijker om televisieformats te parodiëren, omdat je daar simpelweg een beeld bij hebt. Het is veel moeilijker om satire te maken over het Algemeen Dagblad dan over Khalid & Sophie. Maar we houden het zo breed mogelijk, zodat het óók kan gaan over onderwerpen als LinkedIn, podcasts en porno.’

De talkshows hoeven zich dus minder zorgen te maken?

‘We zoomen liever uit. Hoe zorgen opiniemakers er bijvoorbeeld voor dat zij steeds in beeld blijven? Hoe kan het dat mensen die een winkeltje hebben gemaakt van tegendraadse meningen tóch uitgenodigd blijven worden in talkshows? We duiken eerder in dit soort bredere mechanismen dan dat we iemand eens even lekker gaan fileren.’

Waar kwam het idee vandaan om het programma te maken vanuit je eigen woonkamer?

‘Toen we de pilot opnamen zaten we nog midden in de lockdown, en dus volop in thuiswerkmodus. Maar het scheelt natuurlijk ook gewoon kosten die je in een studio zou hebben, met lampen, decors en cameramensen. Ik gebruik dat geld liever voor een extra schrijver. Met meer schrijvers zie je meer, en je hebt automatisch meer invalshoeken. Daardoor zijn de onderwerpen ook veel gevarieerder.’

Zo blijft het waarschijnlijk ook wat verrassender.

‘Met Voxpop probeerde ik ook vaak iets nieuws te doen. Bijvoorbeeld door mezelf voor te doen als een deepfake of mensen moeilijke vragen te stellen over de privileges die hun huidskleur met zich meebrengt. Ik probeerde geregeld straatinterviews te maken die de satire voorbij waren. Ik wil vooral mezelf en de kijker blijven verrassen, en dat gaat met Plakshot hopelijk ook gebeuren. Het moet toch net weer iets anders zijn dan wat ik zelf gewend ben.’

Wat gaat je broer Jos precies toevoegen?

‘Het was wat eenzaam geweest als ik het helemaal in mijn eentje had moeten doen. Een programma als Zondag met Lubach (gids artikel) had bijvoorbeeld nog een desk en publiek, maar ik zit gewoon op de bank in mijn huiskamer. Daarom dacht ik: we maken van de nood een deugd, en Jos ken ik toevallig al dertig jaar. Ik kan het heel goed met hem vinden, maar we hebben ook weleens mot omdat Jos dingen beter weet. En vaak is dat ook echt zo. In de pilot bemoeide Jos zich af en toe ergens mee en dat werkte zó leuk dat hij mocht blijven.’

Zien we nog meer mensen terug in je woonkamer?

‘Nee, het is heel veel Roel. Niet uitsluitend, maar ik ben wel een groot deel van het programma. (Lacht) Als je mij niet leuk vindt, heb je een slechte tijd.’