Colm Tóibín - Het huis van de namen

Dirk-Jan Arensman ,

In 'Het huis van de namen' schrijft Colm Tóibín tijdloze, diepmenselijke verhalen over liefde en verraad, rouw, macht en verblinding.

diepmenselijk

Gaf Colm Tóibín (1955) in zijn geliefdste romans, zoals Brooklyn (2009) en Nora (2014), de levens van ‘gewone mensen’ een mythische glans, in Het huis van de namen (De Geus) doet hij meesterlijk het omgekeerde. De personages kennen we uit het klassieke Griekse drama: het koningskoppel Agamemnon en Klytaimnestra, en hun drie kinderen Iphigenia, Elektra en Orestes; hun familiegeschiedenis (goeddeels) evenzeer. Dochter Iphigenia wordt geofferd voor de oorlogsglorie van haar vader, en diens echtgenote wreekt haar, samenspannend met minnaar Aegisthus, bloederig. Maar Tóibín vult hier niet alleen elegant en poëtisch de narratieve gaten op, hij elimineert vooral de rol van de goden. Wat overblijft zijn tijdloze, diepmenselijke verhalen over liefde en verraad, rouw, macht en verblinding.