Vruchtbare afwijking

Kort samengevat klinkt Dinsdagnachten in 1980 (Querido), de debuutroman van Molly Prentiss (1984), als een clichéfestijn met een hoog déjà-vugehalte. Een verhaal over een driehoeksverhouding tussen jonge mensen die het willen maken in New York is immers een behoorlijk platgetreden pad. En de eerste die de kunstscene van begin jaren tachtig als decor kiest is Prentiss ook allerminst. Toch leveren de lotgevallen van de Argentijnse schilder annex opkomend galerielieveling Engales, diens muze Lucy (naïef, adembenemend provinciemeisje) en kunstcriticus Bennett een meeslepend boek op. Een aardig tijdsbeeld van kraakpandhedonisme en verzamelaarshype, vol melodrama en wrange humor, met cameorolletjes van onder anderen Keith Haring en Basquat. En dat criticus Bennett aan een vruchtbare afwijking lijdt (synesthesie), is een briljante vondst.