Haar tiende roman had een klassieke Toni Morrison kunnen zijn. En al verruilde ze haar hang naar weelderig proza en magisch-realistisch volksverhaalvuurwerk hier voor een ingetogener soort vertelkunst, lang is 'Thuis' dat ook.

Haar tiende roman had een klassieke Toni Morrison kunnen zijn. En al verruilde ze haar hang naar weelderig proza en magisch-realistisch volksverhaalvuurwerk hier voor een ingetogener soort vertelkunst, lang is Thuis dat ook. Het compacte verhaal draait om Frank en Cee Money, een broer en zus die ooit het slaperige dorpsleven van Lotus, Georgia ontvluchtten. Hij ging het leger in, zij vertrok naar Atlanta. De een kwam in de hel van de Korea-oorlog terecht; de ander, in de steek gelaten door haar gladjakkerige echtgenoot, als dienster bij een doktersgezin. Een horrordokter, blijkt. Frank, ontsnapt uit een gesticht in Seattle, moet haar komen redden. In de fragmentarische (jeugd)herinneringen en het verslag van zijn odyssee schetst Morrison met meesterhand het alledaagse racisme van de jaren vijftig en komen ijzingwekkend ingehouden (gewelds)scènes voorbij. Maar helaas, in de finale volgen de onthullingen elkaar zo snel op, dat die haast leest als een afgeraffelde synopsis. En de moralistische ‘de stille kracht van de dorpsgemeenschap’- boodschap ligt er wel heel dik bovenop.