Wat een meesterlijke bundel is dit. De acht verhalen zijn Joods tot in hun vezels, maar evengoed universeel.

Dave Eggers, Michael Chabon, Jennifer Egan, Jonathan Franzen, Gary Steyngart, Jonathan Safran Foer; zo’n beetje elke hedendaagse Amerikaanse schrijver die iets voorstelt, is dolenthousiast over Waar we het over hebben wanneer we het over Anne Frank hebben (Anthos), de eerste verhalenbundel van Nathan Englander die eerder al twee romans publiceerde. Mij bevangt enige scepsis bij zulke overdadige loftuitingen. Die Englander heeft zeker een hele gewiekste pr-agent, of zat hij toevallig net bij de juiste mensen in de collegebanken? Al na een paar alinea’s blijkt hoe misplaatst dit wantrouwen is, want wat een meesterlijke bundel is dit. De acht verhalen zijn Joods tot in hun vezels, maar evengoed universeel. Joodse jongetjes die leren vechten om zich te verweren tegen De Antisemiet. Twee Joodse moeders in het beloofde land die in een ver verleden een afspraak maakten. Een Joodse man die zich heeft losgemaakt van zijn religieuze verleden, maar in een peepshow zijn rabbijnen van weleer terugziet. Het titelverhaal is een huiveringwekkend staaltje vertelkunst dat zich kan meten met het beste werk van klassieke Amerikaanse verhalenvertellers als John Cheever, Richard Ford, John Updike en James Salter. Een echtpaar dat op bezoek gaat bij een ander echtpaar, meer heeft een goeie schrijver niet nodig.