Je voelt je alsmaar kleiner en nederiger worden bij het lezen van Martin Merediths geschiedenis van de paleontologie, waarin de evolutie van de mens wordt gereconstrueerd aan de hand van fossiele skeletten.

Je voelt je alsmaar kleiner en nederiger worden bij het lezen van  Martin Merediths geschiedenis van de paleontologie, waarin de evolutie van de mens wordt gereconstrueerd aan de hand van fossiele skeletten. Hoewel de eerste fossiele beenderen en schedels al in de negentiende eeuw worden gevonden, komt de jacht naar het bewijs voor Darwins theorie dat de mens is geëvolueerd vanuit aapachtigen en van het Afrikaanse continent over de wereld is uitgezwermd, pas in de twintigste eeuw goed op gang.

De puzzelstukjes voor vragen waarom de aap uit de boom is gekomen, rechtop is gaan lopen en van 'eetmachine’ naar 'denkmachine’ is geëvolueerd worden langzaam in elkaar geschoven. De evolutie voltrok zich niet gestaag in een rechte lijn, maar werd teweeggebracht door radicale veranderingen in leefomstandigheden en klimaat, schoksgewijs, in betrekkelijk korte tijd. De evolutie heeft meer weg 'van een struik met een grote diversiteit aan vertakkingen, met veel soorten die ontstonden en vrijwel evenveel die weer uitstierven’. Een aantal van die soorten leefden gelijktijdig.

Vermakelijk is de rivaliteit tussen de verschillende onderzoeksgroepen die Meredith beschrijft, de wildste theorieën en de meest absurde claims. Het zijn net mensen. De mooiste conclusie wordt opgetekend door de paleobioloog Steven Stanley: 'De toevallige aard van onze evolutionaire geboorte is verbijsterend’.