Nu een dagje naar het strand in de praktijk meestal uitdraait op een dagje in de file, kun je ook gewoon thuisblijven en een zeeboek lezen. Over vissers, drenkelingen, meerminnen, cruises en een zee die is verdwenen.

De dochter van Crusoe

Jane Gardam

Wie opveert bij het horen van de namen Edward Feathers, Betty en Veneering behoort tot het groeiende leger Jane Gardam-lezers. Voor de ongelukkigen die deze trilogie al verslonden hebben, is er goed nieuws in de vorm van De dochter van Crusoe (Cossee). ‘Van al mijn boeken is dit verreweg mijn favoriet’, zegt Gardam zelf.

De zesjarige Polly Flint wordt door haar zeevarende vader afgeleverd bij twee tantes die in een afgelegen huis aan de kust wonen. In dit verstikkende, godvrezende huishouden ontwikkelt ze zich van eenzaam kind tot opstandige tiener. Geniet zo langzaam mogelijk van Gardams kraakheldere zinnen want voor je het weet moet je het zonder Polly stellen en rest alleen de hoop op een volgende vertaling.

Ontij

Tomás González

Een eenvoudig verhaal krijgt kolkende diepten in Ontij (AtlasContact), de compacte nieuwe roman van Tomás González (1950). Zaterdagochtend 4.00 uur is het wanneer de tweeling Mario en Javier met hun gehate vader (‘de ouwe zak’) vertrekken vanuit hun vakantieoord aan de Colombiaanse kust om, ondanks stormwaarschuwingen, te gaan vissen.

Terwijl zij een confrontatie met de elementen en elkaar tegemoet varen, klinken vanuit Hotel Zeestrand tal van andere stemmen. Die van de krankzinnig geworden moeder/echtgenote Nora en de (profetische?) ‘koorschaar’ in haar hoofd. Plus die van een bonte verzameling toeristen, met ieder hun eigen kijk op dit loopgravengezin en hun afbrokkelende strandparadijs. Het resultaat is grimmig, lyrisch en suspensevol, en boeit tot de verrassende ontknoping, zesentwintig uur later.   

SS Proleterka

Fleur Jaeggy

Al op de eerste pagina  van SS Proleterka (Koppernik) krijgt de ik-figuur de spijker terug die ze in de zak van haar vader stopte voordat hij in de crematoriumoven verdween. Zo'n beeld maakt nieuwsgierig. Die vader is een afstandelijke man die zijn dochter na de scheiding maar zelden mocht zien.

Als ze vijftien is, neemt hij haar mee op een cruise naar Griekenland waar zij de andere sekse leert kennen en haar vader waar mogelijk ontloopt. De Zwitsers-Italiaanse Fleur Jaeggy roept met een paar sterke details de eenzame jeugd van dit meisje op, dat opgroeit bij haar oma die een 'ijzige genegenheid' voor haar kleindochter koestert. Ze blijven op afstand van elkaar. 'In zekere zin een volmaakte verbintenis.'

Lied van de tijd

Julia Blackburn

Ooit grensde de oostkust van Engeland direct aan de Nederlandse kust. Dit Doggerland verdween ver voor onze jaartelling al onder de zeespiegel, maar liet tal van sporen na. Julia Blackburn woont in Suffolk en fantaseert al haar hele leven over dit Doggerland, gevoed door de vele fossielen die ze tijdens haar strandwandelingen vindt. In Lied van de tijd (De Bezige Bij) schrijft ze over haar persoonlijke zoektocht naar dit verdronken land, waar palmbomen groeiden en neushoorns rondliepen.

Het onderwerp zelf is al mooi genoeg, maar de grootste schoonheid zit in Blackburns prachtige beeldende stijl, die dan weer lyrisch, dan weer Brits onderkoeld is. Wie in een suffe rij windturbines een Grieks koor herkent, is een schrijver met een zeldzame gave.

De meermin en de courtisane

Imogen Hermes Gowar

Zelden zo’n gevaarlijk verleidelijk debuut gelezen als De meermin en de courtisane (AtlasContact) van Imogen Hermes Gowar (1988). Eerst dompelt ze je onder in het verhaal van koopman Jonah Hancock die, in Londen anno 1785, geruïneerd lijkt nadat zijn kapitein schip en lading inruilde voor een nepzeemonster. Een gruwelcuriosum dat Hancock als veredelde kermisattractie een fortuin oplevert en in contact brengt met een chique bordeelhoudster en dier populairste ‘meisje’.

Stapelverliefd wordt hij op Angelica Neal, die, genotzuchtig, opportunistisch en oergeestig, ook het lezershart steelt. Heerlijke historische fictie: filmisch en boordevol ijzersterke personages. En dan duikt er plotseling een échte meermin op, die als symboolwezen in een feministische fabel over liefde, macht en (on)afhankelijkheid níet storend is! Zwartmagisch toverproza.

Doggerland

Ben Smith

Dat Ben Smith aan de universiteit van Plymouth ‘environmental literature’ doceert en zich inspant voor de verspreiding van ‘bewustzijn voor de natuur’, doet misschien het ergste (c.q. meest didactische) vrezen. En je kunt zijn prozadebuut Doggerland (AtlasContact), vernoemd naar een acht eeuwen geleden in de Noordzee verdwenen landmassa tussen Groot-Brittannië en het Europese vasteland, inderdaad een dystopische klimaatroman noemen.

Maar een prekerig Postbus 51-boek is het allerminst. Daarvoor is deze beklemmende parabel over ‘de jongen’ die als monteur op een gigantisch, zieltogend windmolenpark-op-zee werkt, met als enig gezelschap ‘de oude man’, te sfeervol en raadselachtig, de plot rond een verdwenen vader, een verwoest continent en een dictatoriale ‘Firma’ te spannend. En Smiths sobere dichtersproza véél te indrukwekkend.

Flessenpost uit Reykjavik

Laura Broekhuysen

In IJsland, het land waar kinderen in de pauze op het schoolplein niet kunnen voetballen omdat de bal steeds wegwaait, waar mensen ook ijs eten als het buiten vriest en waar vrijwel al je vrienden en familie op een steenworp afstand wonen, woont Laura Broekhuysen. Ze is vioollerares, heeft twee jonge kinderen en is getrouwd met een IJslander.

In Winter-IJsland deed ze al prachtig verslag van haar kennismaking met IJsland, in Flessenpost uit Reykjavik (Querido) lezen we hoe het haar verder verging. Hoe ze er niet in slaagt een rolmodel voor haar zesjarige dochter te zijn omdat ze niet weet hoe je je in dit land dient te gedragen en als gevolg daarvan faalt, stuntelt en ‘drietalig bloost’.

Niets in zicht

Jens Rehn

Twee mannen in een rubberboot op de Atlantische Oceaan. De een komt uit een Amerikaanse bommenwerper, neergehaald bij een aanval op een onderzeeër waarbij hij een arm verliest, de ander overleeft die aanval op zijn U-Boot. ‘Eenarm’ wordt door ‘de ander’ aan boord getrokken, waarna ze zich met whisky, sigaretten, kauwgom en chocola in leven houden. Hun situatie is uitzichtloos. 

Niets in zicht (Nieuw Amsterdam) is een pijnlijk nauwkeurig en wurgend verslag van hun martelgang van dorst, absurde gedachten, herinneringen en hallucinaties. Jens Rehn, die als krijgsgevangen marineofficier de oorlog overleefde en bij de Amerikaanse radiozender RIAS werkte, schreef Nichts in sicht in 1954 en werd niet eerder vertaald. Met een nawoord van Guus Luijters.