Het C-woord gaan we hier niet laten vallen, want de meeste nieuwsconsumenten hebben het nu wel gehad met berichten over ziekte en dood.

Sla Op1, Jinek, Journaal en Nieuwsuur dus eens over en lees in plaats daarvan een boek over hoe het echt is om ziek te zijn. Of (bijna) dood te gaan.

Welkom in het rijk der zieken

Hanna Bervoets

Een lijf dat voelt als een poreuze zak botten die op een gure straathoek is neergekwakt. Het is een van de vele sterke beelden die Hanna Bervoets oproept in Welkom in het rijk der zieken (Pluim) , een roman over een Q-koortspatiënt. Hoewel Clay, want zo heet hij, net zo goed iets anders had kunnen hebben; fibromyalgie, of sarcoïdose, of lyme.

Het gaat niet om deze ene ziekte, maar om het chronische en onzichtbare karakter ervan. Met onbarmhartige precisie legt Bervoets bloot hoe het is om zo uitzichtloos ziek te zijn. Hoe je vriendin mechanisch 'gaat het?' vraagt, hoe een glas wijn op een feestje al funest is. Een razendknappe, beklemmende roman die je bij vlagen naar adem doet snakken.

Ik heb het de tuin nog niet verteld

Pia Pera

Op de eerste pagina's van Ik heb het de tuin nog niet verteld (Cossee), schrijft Pia Pera nog gloedvol over het geluk dat een tuin kan bieden, maar Pera, een Italiaanse schrijfster die Russische literatuur doceerde, is ziek. Ze heeft ALS en haar krachten nemen af. Niet langer kan ze zelf wieden en snoeien, al probeert ze het soms toch.

Op handen en knieën poot ze haar tulpen, in de hoop dat ze straks weer overeind kan komen. Dit dagboek gaat over hoe het is om afhankelijk te worden van anderen, hoe alleen zijn ineens een zeldzame luxe is. 'Ik begin steeds meer te lijken op een te verzorgen plant.' Een erudiet, verdrietig en eerlijk verslag over hoe je het leven loslaat.

Klaar

F. Starik

Ongeveer alles is wrang aan Klaar (Nieuw Amsterdam), het laatste boek van schrijver/dichter F. Starik (1958-2018). Deels is het een onvoltooid vervolg op zijn episodische non-fictieroman Moeder doen (2013). Maar terwijl hij teder en nietsontziend geestig schreef over het hamsterwiel van verpleegtehuisbezoekjes en struikelgesprekken met een dementerende moeder, werd de zoon plotseling zelf patiënt.

Geplaagd door doodsangsten, vechtend tegen alcohol- en nicotineverslaving. Ook daarvan doet hij verslag in openhartige miniaturen die je met prikogen doen grinniken. ‘Achtenvijftig jaar oud. Volkomen nikserige leeftijd om dood te gaan. Geen belofte meer, maar ook nog lang niet klaar. Niet voltooid. Hartinfarct. Zwaar. Niks voor jou, schreef een vriendin. Ze zette er niet bij welke ziekte ze wel bij mij vond passen.’

Alledaagse waanzin

Lisa Appignanesi

‘Dat is het enige waar je voor deugt, stront opruimen.’ Met die laatste woorden van haar man John moet Lisa Appignanesi het na 32 jaar huwelijk doen. In het jaar na zijn dood probeert ze die vernedering met wisselend succes te relativeren. Behalve verdrietig is ze ook boos, een emotie waarvoor weinig begrip is. ‘Er werd zelfbeheersing van me vereist, evenals aanbidding van de overledene.’

In Alledaagse waanzin (De Bezige Bij) schrijft ze over dat rouwproces, maar ook over haar getormenteerde vader en de overweldigende liefde voor haar kleinzoon. Daarbij haalt ze schrijvers en denkers als Proust, Montaigne en Freud van stal. Niet alles wordt even overtuigend aan elkaar geknoopt, maar haar emoties zijn oprecht en invoelbaar.

I am, I am, I am

Maggie O’Farrell

We hadden kunnen wachten tot de vertaling, maar een nieuwe Maggie O’Farrell wil je gewoon onmiddellijk lezen. Zeker nu ze na zeven romans met een autobiografisch boek komt. In I am, I am, I am (Van Ditmar imp.) schrijft ze over zeventien levensbedreigende momenten in haar leven. Grote en kleine gebeurtenissen die samen een merkwaardige maar uitermate boeiende biografie vormen.

De kleuter die bijna onthoofd wordt als haar moeder de kofferbak dichtgooit. De puber die van een klif in zee springt en niet meer bovenkomt. De adolescent die op een haar na ontsnapt aan een moordenaar. Het aangrijpendste hoofdstuk gaat echter niet over haarzelf maar over haar dochter. Dertig pagina’s die zo bloedstollend zijn dat ze je een leven lang bijblijven.

Denk me weg

Adam Haslett

Veel aan Denk me weg (Hollands Diep), de tweede roman van Adam Haslett (1970) is erg goed. Het epos rond een gezinsdrama (de zelfmoord van de aan depressies lijdende echtgenoot/vader John) is knap opgebouwd. De aanloop ertoe en het fatale moment zelf worden indringend opgeroepen, evenals de effecten ervan op zijn vrouw en kinderen, die overtuigende eigen vertelstemmen krijgen.

Maar wat het boek tot een overrompelende leeservaring maakt, is dat ene personage: oudste zoon Michael. Een briljante jongen die, geplaagd door angststoornissen en een obsessieve geest, uitgroeit tot een fascinerend getroebleerde geest. Een eeuwig zorgenkind wiens voortratelende uitwijdingen over de magie van housemuziek, zijn hopeloze verliefdheden en de gruwelen van het slavernijverleden pareltjes van geniale gekte zijn. Geestig en (soms) lucide, hartverscheurend droevig tegelijk.

Verdriet is het ding met veren

Max Porter

Het is haast ondoenlijk Verdriet is het ding met veren (De Bezige Bij), het debuut van Max Porter, zo fantastisch te laten klinken als het is. Het een verslag noemen van de rouw(verwerking) van een vader en twee jonge kinderen na de plotselinge dood van hun echtgenote en moeder, kan de indruk wekken dat het sentimenteel of zelfhulpboekerig is.

Maar zeg je dat het een veelstemmige novelle is, opgebouwd uit herinneringsflarden, fabels, prozagedichten en speelse literaire verwijzingen, met een symbolische sprekende kraai als één van de vertellers, dan klinkt dat weer hopeloos pretentieus. Ten onrechte, dus. Wat het wel is? Poëtisch en rauw. Pesterig geestig en ontroerend teder. Even erudiet en taalvirtuoos als verpletterend direct en toegankelijk. Een klein, ongrijpbaar boekje. Grootse literatuur.