Colson Whitehead verleidt je moeiteloos de swiftiaanse reis in 'De ondergrondse spoorweg' te blijven volgen, dankzij de suspense en galgenhumor, de elastische vertelstem en de vele kleurrijke en fascinerende personages die hij aan je voorbij laat trekken.

Het komt niet vaak voor dat je zo precies kunt aanwijzen op welk moment een goed boek een uitzonderlijk boek blijkt als in De ondergrondse spoorweg, de zesde roman van Colson Whitehead (1969), waarvoor de Amerikaan, zondag te gast in Buitenhof, afgelopen najaar de National Book Award ontving. Of eigenlijk: wanneer een uitzonderlijk goed boek begint uit te groeien tot een onvervalst meesterwerk. Want uitzonderlijk goed is dit verhaal van de zwarte slavin Cora vanaf de eerste pagina.

Omstreeks 1850 is het als we haar ontmoeten op een katoenplantage in Georgia. En al in de eerste zin polst ene Caesar haar ‘over een mogelijke vlucht naar het Noorden’, waar hij ooit een milder slavenbestaan kende en nu naar terug wil, een toekomst als vrij mens tegemoet.

De eerste keer weigert Cora. ‘Dat was de stem van haar grootmoeder,’ lees je, waarop Whitehead even beknopt als indringend dier levensgeschiedenis uit de doeken doet. De geschiedenis van Ajarra die als jong meisje door slavenhandelaren werd ontvoerd uit haar geboortedorp in West-Afrika, en per schip over de oceaan vervoerd. Die daarna van de ene eigenaar na de andere overging, zich murw gebeukt door haar bestaan als menselijk werkvee bij haar lot neerlegde en uiteindelijk overleed op dezelfde plantage van de familie Randall waar haar kleindochter werd geboren.  

Wanneer Caesar Cora drie weken later nog eens vraagt mee te gaan, is het onder meer de stem van haar moeder, Mabel, die haar ja doet zeggen. Gedreven door het voorbeeld van die vrouw die, toen Cora elf jaar was, haar eigen (waarschijnlijk geslaagde) vluchtpoging ondernam. En door het gruwelleven waarin zij haar dochter daarmee als ‘loslopertje’ achterliet. Eentje waarin ze moest vechten voor een piepklein lapje grond waarop ze wat groente kon verbouwen. Waar de sterken de zwakken geselen en verkrachten, al dan niet in opdracht van de sadistische blanke baas Terrance Randall.

achtbaanrit

Whitehead roept die wreedheden met meesterhand op. In bijna laconiek, subtiel archaïsch proza dat die eerste afdeling eenzelfde soort pijnlijke glans geeft als Beloved (1987) van Toni Morrison of Steve McQueens film 12 Years a Slave. Met als apotheose een scène waarin een gevluchte en weer gevangen slaaf ter vermaak van een groepje sjiekee gasten drie dagen lang wordt gemarteld en vervolgens levend geroosterd. ‘Zijn kreten van pijn werden de getuigen bespaard, aangezien zijn mannelijkheid al op de eerste dag was afgesneden en in zijn mond gepropt, die daarop was dichtgenaaid.’
Nietsontziende, maar ook betrekkelijk conventionele historische fictie is De ondergrondse spoorweg dan nog.

Op pagina tachtig volgt de (eerste) briljante vondst die de roman naar een ander niveau tilt. Wanneer Cora en Caesar besluiten gebruik te maken van de ondergrondse spoorweg, namelijk, die hier niet het metaforisch netwerk van abolitionisten blijkt dat slaven heimelijk hielp te ontkomen naar het relatief humane Noorden, maar een daadwerkelijk onderaards tunnelstelsel waarin stoomtreinen vanaf perrons vertrekken naar ongewisse bestemmingen.

Een fantasywending zou je het kunnen noemen. Wat misschien niet eens zo verrassend is bij een schrijver die zijn semiautobiografisch roman Sag Harbor (2009) ooit liet volgen door de postapocalyptische zombiethriller Zone One (2011). Maar na die felrealistische aanloop voelt het toch als een val door-het-konijnenhol van een zwarte Alice: hier gaat iemand de werkelijkheid en de geschiedenis onverschrokken naar zijn hand zetten.

Wat volgt is een literaire achtbaanrit, waarin de feiten van het Amerikaanse slavernijverleden met de wilde vlucht van Whiteheads verbeelding versmelten tot een zinderende, allegorische avonturenroman.

Want eenmaal in die trein gestapt, krijgt Cora niet alleen te maken met de slavenjager Ridgeway – een geweldige schurkenfiguur die haar moeder ooit door zijn vingers zag glippen, en nu des te fanatieker de achtervolging op haar inzet, vergezeld door Homer, een diabolisch zwart jongetje in kostuum met hoge hoed. In elke staat waarin ze terechtkomt, toont het kwaad ook telkens een ander akelig lachspiegelgezicht.

eugenetica

Zo lijkt ze in South Carolina hartelijk te worden onthaald, met schooljuffrouwen die de vluchtelingen taalles geven, en een baantje in de huishouding. Maar heimelijk hebben de artsen in de futuristische wolkenkrabbers die Whitehead er liet verrijzen bepaald sinistere plannen met wat zij als aangewaaide proefkonijnen beschouwen. (Schijnbaar vergezocht, tot je ‘eugenetica’ en ‘Tuskegee-syfilisexperiment’ googelt.) En in North Carolina moet ze onderduiken op de zolder van een goedwillend maar doodsbang echtpaar, terwijl Ku Klux Klan-achtige ‘nightriders’ door de straten patrouilleren, in een parkje aan de overkant wekelijks een lynchpartij wordt gehouden tijdens het ‘Vrijdags Festival’ en langs de ‘Pad naar de Vrijheid’ honderden zwarte lichamen hangen. ‘In North Carolina bestond het zwarte ras niet, behalve bungelend aan een touw.’

Klinkt huiveringwekkend? Dat is het uiteraard ook. Maar Whitehead verleidt je niettemin moeiteloos Cora’s swiftiaanse reis te blijven volgen. Dankzij de suspense en galgenhumor, de elastische vertelstem – afwisselend stoïcijns en hoopvol, kwetsbaar en krachtig – en de vele kleurrijke en fascinerende personages die hij aan je voorbij laat trekken.

Ook knap: de onnadrukkelijke maar onmiskenbare parallellen met de actualiteit, van etnisch profileren (‘Voor een patrouillelid was iemands huidskleur voldoende reden om hem aan te houden’) tot de populistische asielzoekersverkettering die je herkent in de woorden van een zuidelijke senator: ‘In het donker, zei hij, lag het zwarte schoelje op de loer om de vrouwen en dochters van brave burgers te onteren.’

Het maakt dat De ondergrondse spoorweg je langs nachtmerriebeelden uit het verleden helemaal naar het hier en nu voert. Razendsnel, ontnuchterend en magistraal.

Colson Whitehead
De ondergrondse spoorweg

(oorspronkelijk: The Underground Railroad, vertaling Harm Damsma en Niek Miedema, uitgeverij AtlasContact)