Dit verhaal gaat over indianen, en om wakkere lezers voor te zijn: ja, de correcte term is Native Americans. Je zou het dus over inheemse Amerikanen kunnen hebben, maar Louise Erdrich gebruikt in De nachtwaker zelf consequent het begrip ‘indianen’. En zij heeft recht van spreken, want Erdrich is er zelf een. Of eigenlijk een halve. Daar doen indianen namelijk niet moeilijk over. Althans, als je Thomas, de nachtwaker uit de titel van Erdrichs nieuwste roman mag geloven.
Als we al ruim vierhonderd pagina’s onderweg zijn, bevindt Thomas zich in de trein terug naar huis. Hij heeft in Washington een verklaring afgelegd in de hoop een resolutie tegen te houden die erop gericht is op termijn alle inheemse stammen af te schaffen. Ooit is bij wet vastgelegd dat de indianen en de hun toegewezen reservaten met rust gelaten zouden worden ‘voor zolang het gras groeit en de rivieren stromen’. Maar toen lanceerde senator Arthur V. Watkins in 1953 een wetsvoorstel waarin die heilige belofte op de schroothoop van de geschiedenis dreigde te verdwijnen. Volgens Watkins was het tijd dat indianen opgingen in de rest van de samenleving. Voordeel van deze ‘emancipatie’ was dat de overheid hun reservaten niet langer financieel hoefde te ondersteunen.
In De nachtwaker voert Erdrich Thomas Washashk op als een van de stamhoofden die naar Washington gaan om te protesteren. Senator Watkins vraagt elke indiaan die een verklaring aflegt hoeveel indiaans bloed hij heeft. Erdrich schrijft: ‘Grappig genoeg wist niemand dat precies. Niemand had die vraag met een exact percentage beantwoord. Dat hielden ze niet bij.’
Eenmaal in de trein terug naar huis realiseert Thomas zich dat hij van de leden van zijn eigen stamboom ook niet weet wie er een kwart, half, driekwart of volbloed is: ‘Iedereen wist of hij indiaans was of niet, ongeacht wat er in het geboorteregister was opgenomen of hoe de overheid erover dacht; je was het of je was het niet.’