Deze week verschijnt de zestiende editie van woordenboek de Van Dale. Kennelijk was het na zeven jaar weer tijd voor een nieuwe Dikke. Hoofdredacteur Ton den Boon vertelt wat we zoal kunnen verwachten.

Wat doet de hoofdredacteur van de Van Dale eigenlijk?

Ton den Boon: ‘Mijn werk houdt in dat ik nieuwe woorden zoek. Dat doe ik met behulp van informanten, en vooral van de computer. We krijgen data van allerlei kranten en tijdschriften. Die analyseren we, zodat we kunnen zien of een woord nieuw is, en of het door het hele taalgebied wordt gebruikt of alleen in bepaalde delen van het land. Daarnaast lees ik elke dag minimaal twee kranten. Ik noteer woorden, uitdrukkingen en woordcombinaties en check of ze in de Van Dale staan. Soms denk ik: dit woord is interessant om één of twee jaar te volgen. Dan zet ik het in een apart bestand en kijk ik er na verloop van tijd nog eens naar.’

Wordt de zestiende editie de corona-editie?

‘Corona is iets tijdelijks. Ik ben in 2020 wel woorden gaan noteren, maar ik wist van tevoren dat 95 procent niet in de Van Dale zou komen omdat het gelegenheidswoorden zijn. Een woord als anderhalvemetersamenleving zal blijven, ik kan me voorstellen dat we daar bij een volgende pandemie op teruggrijpen. Er staan heel weinig samenstellingen in met corona of covid, maar wel woorden als qr-code, teststraat, raambezoek, kuchscherm en iemand aanhoesten.’

Een lijst van een paar honderd woorden lopen we elke twee jaar na om te kijken of de definitie in de Van Dale nog steeds aansluit bij het actuele gebruik
Zijn dat geen gelegenheidswoorden?

‘Het zijn allemaal woorden die zullen beklijven. Dat wil niet zeggen dat we ze in de toekomst vaak zullen gebruiken, maar ze zijn wel ingedaald in onze woordenschat zodat we die woorden kunnen produceren als we ze nodig hebben.’

In de nieuwe editie wordt de genderneutrale X opgenomen. Is daar veel discussie aan voorafgegaan?

‘Nee. Het gaat om woorden als crimineel, held, bakker of voetballer die een andere genusaanduiding krijgen. Die verwijst ook naar een gender. Daarmee pas je het hele systeem aan. Volgens mij hebben we “hen” als non-binaire persoonsaanduiding twee of drie jaar geleden al opgenomen omdat het toen al ingeburgerd was.’

Hoe zit het met het n-woord? In de papieren editie van 2015 staat daarbij als betekenis: 1. zwarte  2. afstammeling van de in vroeger tijd in Amerika ingevoerde negerslaven (door sommigen als scheldwoord ervaren). Verder staat er een citaat bij van Lucebert: ‘Er is een grote norse neger in mij neergedaald / die van binnen dingen doet die niemand ziet / ook ik niet want het is donker daar en zwart.’
Hoe gaat de Van Dale om met dit soort beladen begrippen?

‘Dit is een ingewikkeld iets. Dat citaat van Lucebert wordt best vaak aangehaald, dat behoort tot het bezonken talige erfgoed. Vandaar dat het in de Van Dale terechtgekomen is. De afgelopen zes, zeven jaar is de houding ten aanzien van het n-woord erg veranderd. Ik ben daar met verschillende mensen over in discussie gegaan. Het gebeurt wel eens dat mensen ons benaderen die zeggen: we willen graag met u over dat woord praten, maar in de discussie daarover willen we niet dat u dat woord ook gebruikt. De term is verouderd en dat betekent dat we de beschrijving van zo’n woord aanpassen. Er staat nu: 1. zwarte Afrikaan (met kolonialisme geassocieerde en daarom door een groeiend aantal mensen als onwenselijk ervaren term), en: 2. afstammeling van de in vroeger tijd in Amerika ingevoerde, slaafgemaakte bewoners van Sub-Saharisch Afrika (verouderende, veelal met uitbuiting en slavernij geassocieerde en daarom door een groeiend aantal mensen als minachtend ervaren term.’

Uiteindelijk is het woordenboek ook een spiegel van de tijd
Er zijn natuurlijk meer woorden die gevoelig liggen. Hoe worden die gewogen?

‘We hebben een dynamisch lijstje met dat soort woorden en uitdrukkingen. Daar kan ook het woord creool op staan, of boer, of slet. Het is een lijst van een paar honderd woorden die we elke twee jaar nalopen om te kijken of de definitie in de Van Dale nog steeds aansluit bij het actuele gebruik. Agrariërs hebben zich bijvoorbeeld de afgelopen jaren niet bij iedereen geliefd gemaakt met hun optreden in Den Haag. Dat begin je te merken in sommige media. Dat betekent dat je ook een woord als boer goed moet bijhouden. Aan het lijstje heb ik nu ook woorden als man en vrouw toegevoegd, omdat een persoon met een baarmoeder zich niet altijd meer profileert als iemand van het vrouwelijke gender. Of we er iets mee doen weet ik nog niet, maar we moeten ze volgen. Dat maakt dit werk gigantisch interessant. Je zit echt met je neus op deze maatschappelijke ontwikkelingen.’

Is er in de Van Dale ook plek voor straattaal? Die verandert immers razendsnel.

‘Jongerentaal is een soort geheimtaal, bedoeld om onderling te communiceren. Zodra ik een woord overneem van mijn tienerkinderen zullen zij het niet meer gebruiken. Als woorden maar heel even worden gebruikt, komen ze niet in de Van Dale. Maar bepaalde invloeden probeer je wel te omschrijven, want uiteindelijk is het woordenboek ook een spiegel van de tijd. Een woord als wollah [ ik zweer het – red.] staat er bijvoorbeeld wel in.’

Voorin de papieren editie wordt een aantal gebruikers met naam en toenaam bedankt, allemaal mannen trouwens. Wat zijn dat voor mensen?

‘Het is me nooit opgevallen, maar het zijn inderdaad allemaal mannen. Het zijn informanten, vaak schoolmeesters, die jarenlang stukjes uit hun regionale en plaatselijke krantjes uitknippen en opsturen. Ze controleren of een woord in de Van Dale staat en als dat niet zo is, sturen ze het op. Daar maken we dankbaar gebruik van, want streekkrantjes komen niet voor in de database. Zo krijgen we informatie uit de regio.’

Vooralsnog wordt het woordenboek nog best verkocht, al was het maar om te gebruiken bij spelletjes
Er worden veel schrijvers geciteerd, van Bertus Aafjes tot Joost Zwagerman. Wat is hun functie?

‘Sommige citaten hebben een aparte functie in onze taal. “Alles van waarde is weerloos”, een regel van Lucebert, is bijna een spreekwoord geworden. Vroeger werden citaten opgenomen als bewijsplaats, maar daar zijn we na de komst van het internet eind jaren negentig mee gestopt. Nu zoeken we citaten die iets extra’s zeggen over een woord, of die een bepaalde schoonheid hebben waardoor het woord wordt toegelicht. Vaak hebben ze ook een aforistische strekking. Drinken is gedefinieerd als het nuttigen van alcoholhoudende vloeistoffen, maar daar staat een citaat van Menno Wigman bij: “drinken is doodgaan en weer opstaan uit de dood”. Op een bepaalde manier zegt dat iets over het fenomeen.

Om bij Wigman te blijven, een van mijn favoriete dichters, bij het woord lezen staat: met de ogen waarnemen, gewoonlijk om kennis te nemen van de betekenis van woorden. Dat is de definitie. Het citaat van Wigman luidt: “we lezen om te leren hoe te leven”. Dat is ook qua klank een krachtig citaat. Daarmee maak je duidelijk dat taal meer is dan vorm en betekenis, dat taal ook een bepaalde esthetische functie kan hebben en meer doet dan het puur overdragen van zakelijke kennis.’

Hoe ziet de toekomst van de papieren editie er eigenlijk uit? Die is natuurlijk al verouderd zodra je haar koopt.
‘Die toekomst ligt natuurlijk besloten in de schoot der goden, maar vooralsnog wordt het woordenboek nog best verkocht, al was het maar om te gebruiken bij spelletjes. Daarnaast zijn er mensen die zich graag laten verrassen door een papieren woordenboek. Zo’n citaat van Wigman vind je bij toeval, dat noemen we de toverslagfunctie van het woordenboek. Je kunt je echt verbazen en verrijkt worden door erin te bladeren. Dan gaat ook de serendipiteit spelen: je zoekt het een en vindt het ander. Dat je opeens een woord vindt en denkt: hé, dat is een mooi woord, dat ga ik eens gebruiken. Ik heb zelfs wel eens gehoord van mensen die het op hun nachtkastje hebben liggen en er elke avond een pagina in lezen. Ik weet nooit of dat als compliment bedoeld is of dat ze het zo saai vinden dat ze er snel bij in slaap vallen.’

Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal

Redactie van Ton den Boon en Ruud Hendrickx