Natuurlijk wil ze een schone onderbroek voor me meenemen. En een handdoek, want ook die is in de haast thuis blijven liggen. ‘Ik heb er een met dolfijnen erop,’ zegt Kirsten van Santen (1975) door de telefoon. ‘Zo eentje die echt niet afdroogt, weet je wel? Mijn dochter zei al: “Die kan ze wel houden.”’
Het is maandagochtend en de eerste keer dat ik met een badpak onder mijn kleren op weg ben naar een interview. We hebben afgesproken bij zwembad It Gryn (Het Griend) in Stiens, vlakbij Van Santens woonplaats Leeuwarden. Het sobere 25-meterbad is de thuishaven waar een deel van haar debuut Water pakken tot stand kwam, een persoonlijke en culturele zwemgeschiedenis, waarin ze al borstcrawlend en met hulp van dichters, denkers en andere waterminnende landgenoten zowel de ziel van de Nederlandse zwemmer als het water tracht te doorgronden.