In de roman Stern 111 van Lutz Seiler zet de val van de Muur drie Oost-Duitse levens op hun kop. Terwijl zijn ouders meteen naar het Westen vluchten, probeert Carl Bischoff zijn weg te vinden in chaotisch Oost-Berlijn.

Volgens bondskanselier Scholz betekent de oorlog in Oekraïne voor Duitsland een Zeitenwende, een ommekeer waarna niets meer hetzelfde zal zijn als voorheen. De vorige Wende die Duitsland meemaakte was meer dan dertig jaar geleden, toen in 1989 de Muur viel en een jaar later de voormalige DDR en West-Duitsland werden verenigd. Het brandpunt van die ommekeer toen was Berlijn, waar beide stadsdelen Oost en West weer konden worden samengevoegd. De gevolgen van de Wende waren voor de Oost-Duitsers natuurlijk het ingrijpendst, de overgang van communisme ofwel ‘reëel bestaand socialisme’ naar kapitalisme ofwel vrijemarkteconomie bracht sommigen van de regen in de drup.

Seiler boetseert een overtuigend beeld van het turbulente en deels anarchistische Berlijn van na de val van de Muur

De overgang in werk- en leefomstandigheden en bijbehorende identiteit in de voormalige DDR werd in navolgende decennia het onderwerp van zogeheten Wenderomans, waarvan De toren van Uwe Tellkamp, over de bewoners van een oude villawijk in Dresden – burgerlijke intellectuelen, dus in de DDR in principe ongewenst – tot aan de val van de Muur wat ons betreft de beste is. Met zijn 850 pagina’s is dit familie-epos in elk geval de imposantste Wenderoman.

Verlegen provinciaal

Ook het onlangs vertaalde Stern 111 van Lutz Seiler mag er met zijn bijna 600 pagina’s wezen, maar deze met Leipziger Buchpreis bekroonde roman uit 2020 is de inspanning dubbel en dwars waard. Hier betekent de val van de Muur de grote ommekeer in de levens van de vijftigers Inge en Walter Bischoff en hun zoon Carl in het Oost-Duitse Gera. Het echtpaar, bang dat de grenzen elk moment weer dicht kunnen gaan, ziet de kans schoon om een lang gekoesterde wens eindelijk in vervulling te laten gaan en vertrekt op stel en sprong naar een opvangcentrum in het Westen. Ze zullen wel zien hoe het verder gaat.

Hun verraste zoon, midden twintig, na een afgebroken studie in Halle weer thuiswonend, krijgt van hen het dringende verzoek de ouderlijke woning tot nader order aan te houden. Maar Carl raakt daar in z’n eentje van slag en neemt in de door zijn vader zorgvuldig onderhouden Zjigoeli de wijk naar Oost-Berlijn. Een verlegen provinciaal met dichterlijke aspiraties belandt in de in elk opzicht failliete Hauptstadt der DDR, waar in dat overgangsjaar van Wiedervereinigung chaos en onzekerheid heersen en iedereen zich opeens gedwongen voelt, of juist eindelijk in staat is, zijn biografie een andere wending te geven.

Bezorgde moeder

Vanaf dat moment verhaalt de roman gedurende enkele jaren parallel de lotgevallen van Inge en Walter in het Westen en die van Carl in de Berlijnse stadswijk Prenzlauer Berg. Het is ook het relaas van een gemankeerde ouder-kindrelatie, omdat Inge en Walter hun vroege verleden in de DDR en hun toen ontwikkelde geheime ambitie steeds voor Carl verborgen hielden, waardoor diens wantrouwen jegens hen (‘Ik ben nooit deelgenoot gemaakt’) steeds verder toeneemt. Inge houdt hem vanuit steeds andere plekken in West-Duitsland enigszins op de hoogte in vaak aandoenlijke brieven, gesteld in de omfloerste en bezorgde stijl van een moeder die haar toch volwassen zoon als kind blijft beschouwen en niet de hele waarheid durft te vertellen. Carl op zijn beurt verzwijgt voor zijn brave ouders het ongeregelde, experimentele bestaan dat hij aan de zelfkant van Berlijn leidt. Door de ogen van zijn alter ego Carl boetseert Seiler een spannend en overtuigend beeld van het turbulente en deels anarchistische Berlijn van na de val van de Muur, ook door de gebeurtenissen op bestaande locaties in Prenzlauer Berg en het oude stadscentrum te situeren – waardoor je als lezer al snel naar de stadsplattegrond grijpt om te kijken waar bijvoorbeeld het gekraakte voormalige warenhuis Tacheles ook alweer zit, waar de Volksbühne is (aan de Rosa-Luxemburg-Platz) of wat de locatie was van het zogenaamd vanwege asbest gesloopte Volkspalast, waar toneelschrijver Heiner Müller zijn dagelijkse whisky gebruikte.

Zelfsturende vrijstaat

Oost-Berlijn heeft de inwoners tot dan toe zo veel mogelijk verplaatst naar flats van goedkope Plattenbau in uitgestrekte buitenwijken en de oude woningen in de binnenstad laten verkrotten. De wijk Prenzlauer Berg is een soort refugium voor kunstenaars, schrijvers, intelligentsia en andere kritische onaangepasten. Hier vindt Carl dankzij zijn ongewone Russische auto – waarin ook wordt overnacht – en zijn bekwaamheid als metselaar – ook Seiler leerde onder meer voor bouwvakker – aansluiting bij een gezelschap autonomen dat zich das kluge Rudel noemt en onder aanvoering van de goeroeachtige ‘herder’ Hoffi een soort guerrilla voert om leegstaande panden in bezit te nemen en via allerlei duistere zaakjes aan geld, drank en voedsel komt. Zo worden in West-Berlijn bouwmaterialen gestolen en stukken Muur gesloopt en verhandeld. Doel is uiteindelijk een zelfsturende vrijstaat van gemarginaliseerden vormen, ook uit verzet tegen de dreigende ‘overname’ door het grootkapitaal uit het Westen: de grote concerns, vastgoedhaaien en speculanten.

Met gemengde gevoelens beziet Carl twintig jaar later de gevolgen van de gentrificatie in zijn Prenzlauer Berg

De sfeer van aanvankelijk ideëel verzet, improvisatievermogen, experimenteerdrift en onderlinge betrokkenheid tussen deze jonge mannen en vrouwen, met alle tijdelijke relaties van dien, inclusief de voorgeprogrammeerde mislukking van hun alternatieve samenleving, wordt door Seiler raak getroffen en berust ongetwijfeld deels op eigen ervaringen. Zoals ook het geval is in zijn vorige roman, Kruso (2016), bekroond met de Deutscher Buchpreis, die zich afspeelt op Hiddensee, voor de Oostzeekust. In de laatste maanden voor de val van de Muur is het eiland de wijkplaats voor een eveneens uit Gera afkomstige jongeman, die daar in een gemeenschap van verschoppelingen belandt die zo aan dienstplicht en aan het rigide DDR-systeem kunnen ontkomen – daarvandaan over zee naar het Westen vluchten was ook een mogelijkheid. Stern 111 begint zo’n beetje waar Kruso ophoudt en ook in Stern 111 speelt de Russische bezettingsmacht in de DDR een rol – de laatste Sovjettroepen keerden immers pas in 1994 huiswaarts. Zo houden Sovjetsoldaten in de kelderruimte van Oranienburger Straße 21, illegaal café en trefpunt van autonomen, wedstrijden in het demonteren en weer in elkaar zetten van kalasjnikovs en wordt Carls gemolesteerde Zjigoeli met Russische hulp weer opgekalefaterd.

Stiekeme rockers

Na verloop van tijd komt er bij het autonoom opererende gezelschap onvermijdelijk de klad in. Er wordt slag geleverd met de politie bij ontruimingen, krakers uit het Westen vormen onwelkome concurrentie, de creatieve pioniers haken af en profiteurs en criminelen spoelen aan, anarchie en illegaliteit beginnen het af te leggen tegen de nieuw gevestigde orde en het grote geld. Toeristen komen aapjes kijken; eens zien hoe die Szene van krakers en autonomen ervoor staat – zij liever dan wij. Ook aankomend dichter en schrijver Carl wil nu liever zekerheid en een huurcontract. Hij heeft zichzelf ontdekt en ontplooid, de grenzen aan zijn vrijheid zijn bereikt. Het is tijd om, lang na de uitnodiging van een uitgeverij, eindelijk echt te gaan publiceren.

In de Epiloog, twintig jaar later, beziet Carl met gemengde gevoelens de gevolgen van de gentrificatie in zijn oude buurt, hoe de welvarende middenklasse bezit heeft genomen van zijn Prenzlauer Berg.

Het is ook goed gekomen met Carls ouders. En tussen ouders en kind? Seiler heeft een verrassend motief geconstrueerd voor de lang uitgestelde vlucht naar voren van Inge en Walter. Dat begint met een optreden van Bill Haley anno 1958 in het West-Berlijnse Sportpalast, toen je nog van Oost naar West kon. Inge en Walter zijn stiekeme rockers gebleven, en de verbinding tussen ouders en kind is de door Carl bewaarde Stern 111, een transistor waarmee Radio Luxemburg en het American Forces Network kon worden beluisterd. De stem van gedroomde vrijheid, ooit, ergens.

Lutz Seiler

Stern 111

Vertaling Herman Vinckers

Meridiaan Uitgevers