In 1994 schreef Meester al een keer alles op wat ze zich herinnerde. Voor zichzelf, voor later. ‘Omdat ik wist dat het bijzonder was, en het geheugen is niet onfeilbaar.’ Dat was kort na haar debuut. ‘Ik wilde eerst een oeuvre opbouwen en mijn grote verhaal niet gelijk al weggeven. Bovendien: wanneer iets langer geleden is, kun je er met meer distantie naar kijken. Ik woon nu al decennia niet meer in Veenhuizen, maar kom er nog steeds vaak. En graag. Bijvoorbeeld om mijn inmiddels 93-jarige vader op te zoeken.’ Die is natuurlijk reeds gepensioneerd, maar mocht er blijven wonen. Een van de vele veranderingen sinds het dorp in 1983 opengesteld werd voor wie er voorheen niks te zoeken had.
In 2017 ging Meester mee op excursie naar een nieuwe gevangenis in Zaanstad, waar ze het vreselijk vond. ‘Tijdens een discussieavond in De Balie een tijdje later ging het over die moderne manier van criminelen huisvesten daar. Ik merkte dat wanneer ik iets zei over hoe dat vroeger in Veenhuizen ging, welke symbiose er was, mensen me niet geloofden. Toen dacht ik: nu ga ik iets met mijn herinneringen doen, de tijd is gekomen.’
In de slagerij die een VVV-kantoortje werd, blijkt de dame achter de balie bij Meesters vader in de klas gezeten te hebben. Direct is er herkenning over en weer en vliegen er diverse familieleden over de toonbank. Ook al heeft Veenhuizen geen echt centrum, gezellig pleintje of een markt en lijkt het überhaupt nergens anders op – het blijkt een echt dorp. Waar je een leven lang op kunt teren.