Rebecca West (1892-1983) was in de zestig toen ze haar jeugdherinneringen verwerkte in een roman over een ongewoon gezin in Londen begin twintigste eeuw. ‘Het is het tijdsbeeld dat De familie Aubrey zo de moeite waard maakt.’

Toen Rebecca West op 15 maart 1983 stierf, na een zeldzaam avontuurlijk en productief leven dat negentig jaar had geduurd, werd ze in The New Yorker herdacht als iemand met zo’n reusachtige staat van dienst dat een prominente plek op de ranglijst van Engelse schrijvers voor eeuwig gegarandeerd was.

Bijna veertig jaar later kun je je afvragen of die voorspelling is uitgekomen. Wie kent Rebecca West nog? De Engelse schrijver, journalist, essayist, criticus en wereldreiziger die zich aansloot bij de suffragettes, een buitenechtelijk kind kreeg met H.G. Wells, het Neurenbergtribunaal versloeg, een affaire had met Charlie Chaplin, door president Truman werd uitgeroepen tot ’s werelds beste verslaggever, en tussen al die bedrijven door een plank vol boeken bij elkaar schreef.

De Fairfields leefden in een huis vol boeken, muziek en politieke discussies, maar meubilair en kleding waren sjofel

Rebecca West was bij leven al larger than life. Een feministe van het eerste uur die in een Rolls Royce reed maar ook Joegoslavische vluchtelingen onderdak bood tijdens wo II en tot op hoge leeftijd een publiek figuur bleef. Je hoefde geen lezer te zijn om te weten wie West was. Helaas blijkt de eeuwigheidswaarde van levende legendes na hun dood meestal toch niet zo groot als gedacht. Daarom is het verheugend nieuws dat West nu voor de Nederlandse lezer uit de mottenballen wordt gehaald. Wie de afgelopen jaren de boeken van Jane Gardam en Elizabeth Jane Howard heeft omarmd, krijgt er met Rebecca West een nieuwe Engelse vriendin bij.

West had al twintig jaar geen roman meer geschreven toen ze in 1956 het eerste deel publiceerde van wat een semiautobiografische trilogie moest worden. The Fountain Overflows, dat vertaald is als De familie Aubrey, heeft alles in huis om een succes te worden. Wie lust er immers geen porridge van de verwikkelingen rondom een oer-Britse excentrieke familie in het begin van de twintigste eeuw? Vooral als daar ook nog een klopgeest en een gifmoord aan te pas komen?

Steekjes los

Toen Rebecca West in 1892 werd geboren heette ze nog Cicily Isabel Fairfield, een naam die ze niet bij zichzelf vond passen en die ze daarom verruilde voor een pseudoniem dat ze uit een toneelstuk van Ibsen had geplukt. Haar Engels-Ierse vader Charles was journalist, haar Schotse moeder Isabella pianiste. De Fairfields leefden in een huis vol boeken, muziek en politieke discussies, maar meubilair en kleding waren sjofel want de heer des huizes gokte er lustig op los en had weinig oog voor de noden van zijn vrouw en kinderen.

De armoede in het gezin is van het type dat je in bepaalde Engelse milieus wel vaker tegenkomt

West was al in de zestig toen ze haar jeugdherinneringen verwerkte in haar even sprankelende als curieuze roman. Het verhaal wordt verteld door Rose, die haar ouders deelt met tweelingzusje Mary, oudere zuster Cordelia en broertje Richard Quin. Rose beschrijft papa Piers als een uitzonderlijk mooie man (‘dit betrof geen kinderlijk waandenkbeeld’), maar mama Clare als beduidend minder knap: ‘Haar gelaatstrekken vormden een rommeltje doordat haar gekwelde zenuwen continu een hark over haar gezicht trokken.’

Aan beide ouders zitten diverse steekjes los, maar hoewel Rose een scherp oog heeft voor andermans onvolkomenheden (‘mijn moeder had zo weinig interesse voor taal dat elk cliché haar ontging’), is haar loyaliteit onvoorwaardelijk. Bovendien is ze pragmatisch aangelegd. ‘We zouden onze jeugd nooit hebben overleefd als we ons niet de kunst eigen hadden gemaakt om onaangename zaken te negeren totdat we gedwongen werden er aandacht aan te besteden.’

De kinderen weten allang dat er vaak geen geld is, dat papa rommelt met andere vrouwen en dat mama zo naïef en onpraktisch is dat niemand haar serieus neemt. Als haar ouders op gedempte toon urenlang ruzie maken, merkt ze op: ‘Ze waren heel ontroerend, die pogingen van papa en mama om te verhinderen dat we weet kregen van hun ruzie, die ons even vertrouwd was als wat ook op aarde.’

Ganzenveer

Mama’s gekwelde zenuwen zijn maar al te begrijpelijk, want hoewel ze haar echtgenoot op handen draagt, is zij degene die ervoor moet zorgen dat hun vier kinderen ondanks chronisch geldgebrek een degelijke opvoeding krijgen. De armoede in het gezin is van het type dat je in bepaalde Engelse milieus wel vaker tegenkomt. Hun kleren zijn versleten, maar de kinderen spelen wel piano en viool. Bij kiespijn kan de tandarts betaald worden, maar een huurrijtuig terug naar huis is te duur. ‘We moeten de paardentram nemen.’ Kerstcadeautjes worden zelf geknutseld, maar er is wel een dienstmeisje. West voelde zich ruim vijftig jaar later verplicht uit te leggen dat dat niet zo buitensporig was als het leek. ‘Indertijd hadden zelfs arme huishoudens een bediende: ze lieten een meisje dat totaal aan de grond zat in hun armoede delen.’

Het is dit tijdsbeeld dat De familie Aubrey zo de moeite waard maakt. Meisjes komen in opstand tegen het dragen van handschoenen (‘een strijd die ze snel in hun voordeel zouden beslissen, maar die alle volwassenen vooralsnog afkeurden’) en vader prefereert nog altijd zijn ganzenveer boven een vulpen.

West doet droogkomisch verslag van grote en kleine gebeurtenissen in het leven van de Aubrey’s, waarin muziek belangrijker is dan wat ook

In de straten van Londen verschijnen intussen de eerste auto’s. ‘We wisten dat ze het vervoer van de toekomst waren, maar dat bracht ze niet verder binnen ons bereik.’ Totdat Rose en haar nichtje Rosamund na een feestje bij een rijk vriendinnetje door diens vader worden thuisgebracht met de auto. Vader en zijn chauffeur trekken eerst een enorme jas aan, en vervolgens een pet met oorflappen. Er worden dekens en sjaals aangerukt om de meisjes mee in te bakeren, want van ramen is nog geen sprake. ‘Rosamund en ik verkeerden in een staat van verrukte verbijstering die een tijdje onverminderd standhield en diverse hindernissen overwon.’ De rit duurt eindeloos, want de auto moet om de honderd meter opnieuw worden aangezwengeld. Daarnaast is er sprake van misselijkmakende dampen. Voorbijgangers vergapen zich intussen aan het spektakel, ‘met een ernstige uitdrukking op hun gezicht, alsof ze als ruimdenkende mensen besloten hadden om koste wat kost de vooruitgang welkom te heten’.

Zo doet West droogkomisch verslag van grote en kleine gebeurtenissen in het leven van de Aubrey’s, waarin muziek belangrijker is dan wat ook. De Aubrey-kinderen zijn allemaal muzikaal, op Cordelia na, die dat zelf niet inziet en vastbesloten is zichzelf als violiste een weg uit de armoede te strijken. Dat de rest van het gezin haar pogingen met afgrijzen aanhoort, is zowel vermakelijk als tragisch. Een abstract begrip als muzikaliteit laat zich lastig onder woorden brengen, maar West weet pijnlijk aanschouwelijk te maken hoe wezenlijk het verschil is tussen talent en ambitie.

Scherpte

Zo op het oog lijkt De familie Aubrey een tamelijk conventionele roman over een gezin van buitenbeentjes in het begin van de twintigste eeuw. Maar dan voert West ineens een klopgeest ten tonele, die het huis van nichtje Rosamund terroriseert. ‘We hadden erover gelezen in boeken van Andrew Lang, een van de eerste onderzoekers van paranormale verschijnselen. “Ja, Rose”, zei mama met een stem die trilde van verontwaardiging. “Nu merk je dat ik gelijk heb: niets zo verachtelijk als het bovennatuurlijke.”’

Veel later (het is een dik boek) blijkt Rose zelf te beschikken over spirituele gaven als ze tijdens een feestje de gedachten van de gasten leest, en raakt de vreselijke neef Jock in de ban van mediums en seances.

Rose doet van al deze gebeurtenissen onderkoeld verslag, maar ondanks haar onvoorwaardelijke liefde voor haar familie sluipt er soms een meedogenloze scherpte in haar toon die bijna wreed aandoet. West is duidelijk niet bezweken voor de verleiding haar jeugd door een met vaseline ingesmeerde bril te beschouwen. Dankzij die blik kan de familie Aubrey nog jaren mee.

Rebecca West
De familie Aubrey

Oorspronkelijk The Fountain Overflows


Vertaling Anke ten Doeschate en René van Veen